Huidig onderwijs leert niets

De leerprestaties van jongeren zijn onder de maat vindt de inspectie en het ministerie van onderwijs van Nederland. Men plaatst de verantwoordelijkheid van het leren bij de jongeren via een leerplicht maar vergeet daarbij dat leren zich uitsluitend voltrekt vanuit een maatschappelijk context. Als er geen hoger maatschappelijk doel wordt gesteld dan zal er door niemand, jongeren noch ouderen, een leerdoel worden bereikt. Waarom leren? Wat is het nut? Welke innerlijke motivatie spreekt men aan om te leren? Jongeren hebben sinds 1900 in Nederland een leerplicht maar Nederland heeft vooral een onderwijs plicht. In de huidige scholen vormt “onderwijs” een doel op zich aangestuurd door het beleid uit Den Haag waarbij de scholen beperkte vrijheden hebben om zich te ontwikkelen volgens een eventueel eigen maatschappij beeld. Men is afhankelijk van de middelen die per leerling worden toegekend en dient via diploma uitreiking aan een normering te voldoen. Welk verband er ligt tussen maatschappij en normering is veelal ver te zoeken en de leerling is een middel om de school in stand te houden.

In dit huidige onderwijs leert men niets.

Om “het leren” te begrijpen grijp ik even naar een vergelijking die we ook gebruiken voor het bedrijfsleven en de maatschappij zelf, namelijk die van de individuele vrijheid en sturing.

Onderwijs is geen doel op zich maar functioneel binnen een maatschappelijke context

In onze democratie gaan wij uit van grote individuele vrijheid. Maar we gaan er ook van uit dat wij een maatschappij draaiende houden waarin een hoge graad van gemeenschappelijk welzijn wordt genoten. Dat betekent dus ook dat onze vrijheid niet vrijblijvend is maar bij zou moeten dragen aan de inhoudelijk invulling van de maatschappij. Wat die kaders zijn dient maatschappelijk duidelijk te zijn. Dat is het niet. In een geldgedreven consumptie maatschappij is geld en consumeren misschien een maatschappelijk kader waar omheen een economie draait maar opvoedkundig verwachten wij natuurlijk veel meer van een maatschappij. Denk daarbij aan ethiek, sociale cohesie en duurzame vooruitgang. Deze essentiële parameters zijn niet meer aanwezig en als zodanig ook niet te vinden in een onderwijscultuur.

Bij het ontbreken van een hoger maatschappelijk kader dat de hebzucht van een geldgedreven maatschappij overstijgt met ethische normen (zoals sustainocratie de democratie nuanceert met duurzame menselijke vooruitgang) vervalt het onderwijs tot een gefragmenteerde, doelloze overdracht van kennis. Als de leerprestaties van de jongeren dan onder de maat zijn dan duidt dat niet op de jongeren maar op de leeromgeving. De scholen, ouders en de overheid dienen dan vooral bij zichzelf te raden te gaan.

De jeugd is perfect in staat gebleken om van alles te leren binnen de mogelijkheden van hun open vrijheden en vanuit een intrinsieke, ongestuurde motivatie. Denk daarbij aan social media, elektronica en de vele prikkels die een consumptie gerichte maatschappij hen opdringt. Die prikkels raken het eigenbelang zoals Mitra zo mooi vertelt in zijn  toespraak over “The hole the wall”, een experiment in India waarin ongeletterde straatkinderen geconfronteerd werden met een gat in de muur en een computer. De natuurlijke nieuwsgierigheid, de open onderlinge communicatie en concurrentie, samen met de vele dingen die ze met het apparaat konden ontdekken leidde tot verrassende resultaten. Binnen 6 maanden beheersten honderden jongeren vele Engelstalige computerwoorden, wisten ze hoe het apparaat en de software werkte en konden ze aangeven welke verbeteringen erop toegepast konden worden. De onderlinge stimulans zorgde voor een zelflerend proces dat zijn weerga niet kent in de moderne onderwijswereld.

Onze huidige maatschappij is voor de meeste jongeren een gat in de muur waarmee men experimenteert zonder toezicht noch concreet doel. De stimulans die zij krijgen horen bij de normale opgroeiende, zoekende jeugd die is omringd door een cultuur van koopkracht (hebben). Binnen die cultuur spelen ouders de rol van financier en de overheid die van lastpost. Het zwarte gat van de maatschappij waarin de jongeren met hun ongenuanceerde vrijheden experimenteren en elkaar uitdagen tot uitersten vormt een schril contrast met het huidige onderwijs. Dit probeert normen en waarden op te leggen vanuit “verplichtingen” om zodoende enig overwicht te behouden op deze jeugd. Via de leerplicht worden de jongeren geacht om op een bepaalde tijd op school te zijn en na een aantal uren weer weg te gaan. Op de vraag waarom ze naar school gaan wordt geantwoord “omdat het moet”.

Het huidige onderwijs is vooral gefocust op het overdragen van rationele, cognitieve vaardigheden, zoals rekenen, taal en andere tastbaarheden. Naar mate de jongeren ouder worden wordt in het onderwijs van ze verwacht dat ze een vak leren. Wat de overheid vergeet is dat rationaliseren van informatie pas pakkend beklijft in de bewustwording van de jongeren als zij het verwerken middels emotionele en lichamelijke ervaringen. De hele dag in een schoolbank zitten is geen stimulans. Het uit het hoofd leren en automatiseren van de tafeltjes of het leren van de provincies en hoofdsteden van Nederland heeft pas blijvend invloed als het zich verbindt aan de belevingswereld van de jeugd.

Als de jeugd zich niet binnen een grotere maatschappelijke context weet te plaatsen richt zij haar eigen ontwikkeling op de vergelijking met leeftijdgenoten en niet die van een persoonlijke, volwassen toekomst en verantwoordelijkheid. Daarvoor is een referentiekader nodig met de volwassen werkelijkheid.  Onderwijzen gaat niet over het pure cognitieve leerproces maar de bewustwording van zichzelf in een maatschappelijke context. Dat vergt iets anders van het onderwijs dan het afvinken van aanwezigheid lijstjes en het plaatsen van gedragskruisjes bij elke afwijking van de algemene norm. Elk kind is anders, heeft een geheel eigen belevingswereld die positief kan worden beïnvloed door het kind te betrekken bij een hoger doel. Maar dan moet dat hoger doel wél bestaan.

Een kind, een puber of een jong volwassene kan uitstekend zelfstandig leren, uitgedaagd worden, allerlei informatiebronnen verwerken en uiteindelijk uiten in zeer diverse vormen van wijsheden die ontstaan. Alles bepalend is uiteindelijk de cultureel, maatschappelijke omgeving waarin het leerproces wordt gestimuleerd. Als de prikkels gaan over de laatste mode, meer geld hebben dan de ander, al dan niet verantwoordelijkheid nemen, angst of durven, wat heb ik en hoe zie ik er uit, dan zullen de jongeren die prikkels gebruiken in hun reactieproces. Reflectie gebeurd bij jongeren nog sterk op basis van het “eerst doen, daarna leren”, al experimenterend met het leven in de onbevangenheid van de beveiligde creativiteit. Onbevangen omdat zij zelf kunnen experimenteren en beveiligd omdat zij nog worden omringd door ouders en school die verantwoordelijkheid nemen voor de maatschappelijke inhoud en veiligheid in de ontwikkeling van de onschuld. Reflectie is essentieel maar dient plaats vinden binnen aanvaardbaar nut en kaders die de jongeren kunnen begrijpen.

Het huidige systeem van verplichten, straffen, examineren, normeren en reguleren toont uitsluitend de machteloze beperking van het onderwijssysteem als eenzijdig instrument dat haar verbinding is kwijtgeraakt met het grotere geheel. Natuurlijk passen de jongeren daar niet in omdat zij zelf een holistisch menselijk bestaan en ontwikkeling leiden die niet te minimaliseren valt.

Door onderwijs te ommuren en af te zonderen van de maatschappelijke context mist men de voorbeeldfunctie die de jongeren nodig hebben om  te reflecteren over de theoretische werkelijkheid die hen wordt verkocht als gedragsnorm. Vertrouwen, gelijkwaardigheid, respect, veiligheid, gezondheid, kennis zijn thema’s die genoemd worden in de boeken maar in de omgeving structureel worden verkwanseld. Het gezinsleven bestaat amper, jongeren groeien op van opvang tot opvang, binnen gescheiden ouder situaties, los van familiaire relaties en veelal met allerlei gedragsstempeltjes vanuit de overheid. De norm is utopisch beperkend en de afwijking wordt de norm. Het zijn niet de jongeren die niet voldoen maar hun verplichte leeromgeving waarin ze verplicht worden te doen waar ze geen enkel nut in zien.

Een hoger doel heeft te maken met gezondheid, welzijn, sociale cohesie, onderlinge relatie, zelfkennis en de kennis van de ander, veiligheid, samenwerking, visie, verantwoordelijkheid nemen, een maatschappelijke richting (duurzame menselijke vooruitgang) en alle daaraan gerelateerde kennisbehoeften. Er dient een verbintenis te zijn tussen de unieke persoon en de omgeving die zich samen ontwikkelen volgens een bepaalde natuurlijke, dynamische, evolutionaire code waar de jeugd haar eigenheid op creatieve manier in kwijt kan om de eigen toegevoegde waarde te ontdekken. In een jagersstam zien de jongeren de ouderen op jacht gaan en kijken er naar uit om een keer mee te mogen. Bij een timmerman zal de zoon of dochter geneigd zijn de hamer een keer te pakken en iets te knutselen. Maar als de ouders ’s morgens van huis gaan en ’s avonds thuis komen is er amper interactie en geen enkel volwassen voorbeeld. Ook in de wijken zijn er geen functionele prikkels die de jongeren aanzetten tot het nemen van verantwoordelijkheden.

Kortom, in een maatschappij zonder hoger doel zijn er geen emotionele prikkels die leiden tot een intrinsieke motivatie van de jongeren om iets te leren. Als de school daar ook nog eens negatieve prikkels tegenover zet door een bureaucratische, gefragmenteerde werkwijze, zonder verband tussen reflectieve cognitie en jeugdige emoties met een welhaast militaristische afrekening van aanwezigheid en gedrag, dan ontstaat er een generatie die meer leert op straat dan op school. En dat mag niet de bedoeling zijn.

We zijn toe aan een sustainocratische transformatie van het onderwijs door het weer een structurele, functioneel inhoudelijke pilaar van de maken van duurzame menselijke vooruitgang. Onderwijs is geen gefragmenteerd doel op zich maar stelt de mens centraal in haar duurzame ontwikkeling.

Het onderwijs is dienstbaar aan de menselijke vooruitgang