Niet in mijn naam

Op social media verschijnen vele foto’s van mensen met de toevoeging “niet in mijn naam”. Men neemt op die manier een standpunt in tegen de steun van de Nederlandse regering aan oorlogvoerend Israel en het buitensporige leed van mensen in de Gaza regio. Een nobele actie natuurlijk tegen de onmenselijkheid die zo wordt gesteund door een regering die met onze democratisch geleverde stemmen dit mandaat denkt te hebben. En in dat laatste zit het grote knelpunt. Als wij stemmen gebeurt dit met een verwachtingspatroon voor ons eigen welzijn, waar een ieder van de bevolking een eigen beeld bij heeft. Daar varen de diverse politieke partijen wel bij door er electorale beloftes aan te koppelen. Als de plush eenmaal verdeeld is dan gaat het ineens over hele andere zaken. Dan zit Nederland verweven in een wereldwijd geopolitiek financieel machtsspel waar de stemmende Nederlander geen enkele grip op heeft. Het enige waar wij goed voor zijn is om via de belastingen, arbeid en onze consumpties blind bij te dragen aan dit gevaarlijke, onmenselijke financiële geografische monopoliespel. Onze stem terugtrekken kan niet zomaar omdat het systeem geen alternatief tolereert. Het kan wel symbolisch via “Niet in Mijn Naam”. Maar gaat het dan alleen om Israel en Gaza? Of heeft het iets meer principieels met een breder bereik?

In 2009 werd de “Stad van Morgen” opgericht in de vorm van een onderzoek stichting (STIR) en een maatschappijvisie waarin de natuurlijke mens en ons voortbestaan centraal staat. Een visie waarin we allemaal samen verantwoordelijkheid nemen en dragen voor de essenties van ons bestaan. In feite is het een veel algemenere vorm van “niet in mijn naam”, waarbij we niet alleen deze vorm van democratie en regeren afwijzen, maar er ook een andere vorm voor in de plaats zetten (Sustainocratie). De problematiek van Israel en het leed in Gaza is slechts één van de vele onmenselijke problemen die door deze belangen politiek wordt veroorzaakt en uitvergroot.

Natuurlijke menselijke essenties, waaronder “veiligheid”, worden door de Stad van Morgen uitgelicht als één van de gemeenschappelijke verantwoordelijkheden. Deze uit zich in het tonen van respect naar elkaar, voor het leven in zijn algemeenheid, en het afkeuren en voorkomen van conflicten, oorlogen, genocides, onderdrukkingen, misbruik, enz. om wat voor reden dan ook. Respect voor en naar elkaar, ongeacht onze afkomst, geloofsovertuiging, huidskleur, kledingwijze, enz. zoals we dat zelf vorm geven via initiatieven zoals COS3i. Een vorm van respect die niet tolereert dat wij iemand anders onze culturele normen opleggen, noch andersom, maar wel samen dezelfde essenties van ons natuurlijke en menselijke bestaan omarmen, ondersteunen, delen en verder ontwikkelen. In de Stad van Morgen is niemand meer of minder dan de ander. Dit legt de basis voor het “samen leven”, in gelijkwaardigheid, open dialoog, met tolerantie en samenhorigheid, in een functionele en vreedzame co-existentie, waar ook de natuur onderdeel van is.

“Niet in mijn naam” suggereert niet alleen het terugnemen van onze stem als misbruik gemaakt wordt van de door ons gedelegeerde bevoegdheden. Het suggereert ook dat we daarmee tevens die verantwoordelijkheden terugnemen en ons eigen maken. En dat is precies wat we als Stad van Morgen al 15 jaar trachten vorm te geven. Dit doen we overigens met dezelfde spelers in de maatschappij (burgers, overheden, bedrijven, kennisinstellingen, onderwijs) alleen heet het spel anders. Het gaat dan niet om geld, macht, concurrentie en eigenbelang maar om het bestaan en voortbestaan van de mens, onze essentiële bestaanswaarden en onze verantwoordelijkheid samen. Een logisch verschil, toch?

Beter werken aan respect dan polarisatie benadrukken

Veiligheid is één van de essentiële waarden voor ons (voort)bestaan volgens de criteria in Sustainocratie. Veiligheid bereiken we niet door veel blauw op straat of de constante benadrukking van de mogelijke onderdrukking van bepaalde minderheden. Door te polariseren vergroten we juist de verschillen, met bijbehorende oordelen van anderen. We voeden de tegenstellingen, het gevoel van ongelijkheid en bereiken vaak het tegenovergestelde wat beoogd wordt. Uiteindelijk gaan we op zoek naar stempeltjes om mensen in hokjes te duwen en daar meningen over te vormen die allerlei reacties op kunnen leveren, vooral de negatieve, niet die van steun en verbinding.

Veiligheid begint bij het respecteren van de diversiteit van het menselijk zijn. We mogen dan allemaal gelijk zijn, niemand is hetzelfde. Gelukkig niet. Dankzij de authenticiteit van mensen genieten we muziek, theater, kunst, dans, vele kleding stijlen, liefdevolle aantrekkingskracht tot de ander, creativiteit, mooi reisbestemmingen, taal uitingen, culturen, noem maar op. De authenticiteit van “de ander” is juist niet hetzelfde als die van mij of jou. Dir aanvaarden, van beide kanten, wekt nieuwsgierigheid, geeft stof tot dialoog en uitwisseling, en levert een potpourri aan energetische mengsels. Elke mens is een symfonie van schakeringen waarmee je al dan niet klikt. Je kunt niet met iedereen klikken, net zo min als je alle eten lekker vindt of elke uiting van kunst even mooi. Smaken verschillen, maar dan kan nog steeds respect de boventoon voeren.

Rekening houden met de eigenheid van een ander, met de diversiteit van uitingen, op welk gebied dan ook, zonder vooroordeel of vergelijk, is een diepere en volwassen vorm van mens zijn. Respect ontwikkelt zich pas als men zichzelf voldoende heeft leren kennen en aanvaarden. Daarom kan de ontwikkeling van zelfkennis, het inzien van de eigen authenticiteit, met een positief zelfbeeld, niet vroeg genoeg aangeleerd worden. De jeugdige en puberale levensfase van concurrentie en vergelijkingen is daarvoor bedoeld. Deze kan alleen met wijsheid en veiligheid doorlopen worden onder begeleiding van ouderen die de verdieping naar respect koesteren en begrijpen. Veiligheid is een levensessentie en dienen we net zoveel aandacht te geven als onze gezondheid en een gezonde leefomgeving. Sterker nog, we kunnen pas aandacht besteden aan fundamentele samenwerking aan de uitdagingen van deze tijd als we elkaar kunnen vertrouwen vanuit respect en gelijkwaardigheid. Ons duurzame voortbestaan is ervan afhankelijk.

Foto door fauxels op Pexels.com

Waar kijkt men naar bij een eerste ontmoeting?

Met dank aan LinkedIn en de TED contributie van een onderzoek Psychologe van Harvard, Amy Cuddy, hebben we nu een boeiend idee hoe men bij een eerste ontmoeting naar een ander kijkt.

  • Kan ik deze persoon vertrouwen?
  • Kan ik deze persoon respecteren?

Lees hier het artikel: http://uk.businessinsider.com/harvard-psychologist-amy-cuddy-how-people-judge-you-2016-1

Bij een ontmoeting gaat dit natuurlijk op aan beide kanten. In een wereld van economische belangen vertaalt `vertrouwen` zich al snel in een innerlijke vraag `gaat deze persoon iets van mij wegpakken?´. In intercultureel onderzoek van de Stad van Morgen rond de `angst voor de ander` is dit een prangend aspect dat de sociale relaties met migranten vaak in de weg staat. De Nederlander staat bekend als iemand die een ander op straat scherp aankijkt. Een andere cultuur heeft daar moeite mee. Het enige wat de Nederlander wil is een korte groet. Dit wordt ervaren als een teken van `ik ben te vertrouwen` waardoor de angst of twijfel verdwijnt en de aandacht onmiddellijk verslapt. Men zoekt geen contact maar het wegnemen van onzekerheid. In andere culturen is `elkaar negeren` ook zo´n aspect met de achterliggende gedachten dat `als ik laat blijken dat iemand voor mij niet bestaat dan is het ook geen gevaar tenzij anders blijkt´.

In de Stad van Morgen doen we aan dynamisch en multidisciplinair clusteren van mensen en instanties rondom processen van waardecreatie. Clusteren rond samenwerking en innovatieve productiviteit ontstaat pas als men zich verbindt aan de uitdaging. Vaak komen mensen of bedrijven binnen met de uitstraling `ik kom halen wat er te halen valt´ in plaats van `ik kom helpen om iets van waarde te creëren´. De eerste groep is niet in staat te verbinden en de tweede juist wel.

De eerste groep heeft zich sterk afhankelijk gemaakt van economische belangen, vaak door verplichtingen zoals een hypotheek of maandelijkse lasten, of de druk van een acquisitie/geld gedreven instelling. Zulke mensen en instanties komen niet ver in de Stad van Morgen omdat men onbetrouwbaarheid uitstraalt door gebrek aan verbinding en de focus op korte termijn financieel resultaat zonder bij te dragen aan het waardecreatie proces waaraan het financiële resultaat kan worden ontleend. In feite ontstaat dan waarde-onttrekking, hetgeen de basis blijkt van alle politieke-economische en sociale problemen van deze tijd.

De tweede groep straalt betrouwbaarheid uit door zelfvertrouwen en betrokkenheid bij een waardengedreven proces. Zij verbindt wél en in de multidisciplinaire context krijgt toegang tot de middelen die vrijgemaakt worden om het waardecreatieproces vorm te geven. Men verdient dus twee keer, de eerste keer door betrokkenheid en de tweede door het uitvergroot proces van gecreëerde waarden.

Dynamisch clusteren in de Stad van Morgen draait dus om de energie van de eerste indruk in wederzijdse zin. Als vertrouwen er niet is dan ontstaat er geen band en als vertrouwen geschaad wordt dan loopt een cluster de kans om uit elkaar te vallen. In een werkelijkheid waarin we allemaal door de Staat tot een schuldsituatie gedwongen worden is de Staat de eerste instantie die betrouwbaarheid problemen heeft waardoor sociale cohesie alleen mogelijk blijkt als men zelf anders in de werkelijkheid gaat staan dan de huidige Staat opdraagt. “Het falen van de Staat” is een werkstuk dat draait om de band tussen de gemeenschap en de individu. Als deze band verdwijnt door gebrek aan onderling vertrouwen en respect dan is er geen gemeenschap meer.

De grote maatschappelijke omslag is er dus een op basis van vertrouwen en die kan alleen worden bereikt als we doorbreken in de productiviteit van een participatiemaatschappij (sustainocratie – niveau 4 gebiedsontwikkeling) waarin de Staat faciliteert en de waarden onderling worden gecreëerd en verdeeld in plaats van geroofd door bank en overheid met apathie of anarchie tot gevolg. Multidisciplinaire cocreatie is de weg vooruit en de eerste krachtige voorbeelden zijn zichtbaar geworden in AiREAS, FRE2SH en STIR Academy. Het warme gevoel overheerst en zorgt ervoor dat het groeit alsof we bezig zijn met onze eigen maatschappelijke klimaatverandering.

Huidig onderwijs leert niets

De leerprestaties van jongeren zijn onder de maat vindt de inspectie en het ministerie van onderwijs van Nederland. Men plaatst de verantwoordelijkheid van het leren bij de jongeren via een leerplicht maar vergeet daarbij dat leren zich uitsluitend voltrekt vanuit een maatschappelijk context. Als er geen hoger maatschappelijk doel wordt gesteld dan zal er door niemand, jongeren noch ouderen, een leerdoel worden bereikt. Waarom leren? Wat is het nut? Welke innerlijke motivatie spreekt men aan om te leren? Jongeren hebben sinds 1900 in Nederland een leerplicht maar Nederland heeft vooral een onderwijs plicht. In de huidige scholen vormt “onderwijs” een doel op zich aangestuurd door het beleid uit Den Haag waarbij de scholen beperkte vrijheden hebben om zich te ontwikkelen volgens een eventueel eigen maatschappij beeld. Men is afhankelijk van de middelen die per leerling worden toegekend en dient via diploma uitreiking aan een normering te voldoen. Welk verband er ligt tussen maatschappij en normering is veelal ver te zoeken en de leerling is een middel om de school in stand te houden.

In dit huidige onderwijs leert men niets.

Om “het leren” te begrijpen grijp ik even naar een vergelijking die we ook gebruiken voor het bedrijfsleven en de maatschappij zelf, namelijk die van de individuele vrijheid en sturing.

Onderwijs is geen doel op zich maar functioneel binnen een maatschappelijke context

In onze democratie gaan wij uit van grote individuele vrijheid. Maar we gaan er ook van uit dat wij een maatschappij draaiende houden waarin een hoge graad van gemeenschappelijk welzijn wordt genoten. Dat betekent dus ook dat onze vrijheid niet vrijblijvend is maar bij zou moeten dragen aan de inhoudelijk invulling van de maatschappij. Wat die kaders zijn dient maatschappelijk duidelijk te zijn. Dat is het niet. In een geldgedreven consumptie maatschappij is geld en consumeren misschien een maatschappelijk kader waar omheen een economie draait maar opvoedkundig verwachten wij natuurlijk veel meer van een maatschappij. Denk daarbij aan ethiek, sociale cohesie en duurzame vooruitgang. Deze essentiële parameters zijn niet meer aanwezig en als zodanig ook niet te vinden in een onderwijscultuur.

Bij het ontbreken van een hoger maatschappelijk kader dat de hebzucht van een geldgedreven maatschappij overstijgt met ethische normen (zoals sustainocratie de democratie nuanceert met duurzame menselijke vooruitgang) vervalt het onderwijs tot een gefragmenteerde, doelloze overdracht van kennis. Als de leerprestaties van de jongeren dan onder de maat zijn dan duidt dat niet op de jongeren maar op de leeromgeving. De scholen, ouders en de overheid dienen dan vooral bij zichzelf te raden te gaan.

De jeugd is perfect in staat gebleken om van alles te leren binnen de mogelijkheden van hun open vrijheden en vanuit een intrinsieke, ongestuurde motivatie. Denk daarbij aan social media, elektronica en de vele prikkels die een consumptie gerichte maatschappij hen opdringt. Die prikkels raken het eigenbelang zoals Mitra zo mooi vertelt in zijn  toespraak over “The hole the wall”, een experiment in India waarin ongeletterde straatkinderen geconfronteerd werden met een gat in de muur en een computer. De natuurlijke nieuwsgierigheid, de open onderlinge communicatie en concurrentie, samen met de vele dingen die ze met het apparaat konden ontdekken leidde tot verrassende resultaten. Binnen 6 maanden beheersten honderden jongeren vele Engelstalige computerwoorden, wisten ze hoe het apparaat en de software werkte en konden ze aangeven welke verbeteringen erop toegepast konden worden. De onderlinge stimulans zorgde voor een zelflerend proces dat zijn weerga niet kent in de moderne onderwijswereld.

Onze huidige maatschappij is voor de meeste jongeren een gat in de muur waarmee men experimenteert zonder toezicht noch concreet doel. De stimulans die zij krijgen horen bij de normale opgroeiende, zoekende jeugd die is omringd door een cultuur van koopkracht (hebben). Binnen die cultuur spelen ouders de rol van financier en de overheid die van lastpost. Het zwarte gat van de maatschappij waarin de jongeren met hun ongenuanceerde vrijheden experimenteren en elkaar uitdagen tot uitersten vormt een schril contrast met het huidige onderwijs. Dit probeert normen en waarden op te leggen vanuit “verplichtingen” om zodoende enig overwicht te behouden op deze jeugd. Via de leerplicht worden de jongeren geacht om op een bepaalde tijd op school te zijn en na een aantal uren weer weg te gaan. Op de vraag waarom ze naar school gaan wordt geantwoord “omdat het moet”.

Het huidige onderwijs is vooral gefocust op het overdragen van rationele, cognitieve vaardigheden, zoals rekenen, taal en andere tastbaarheden. Naar mate de jongeren ouder worden wordt in het onderwijs van ze verwacht dat ze een vak leren. Wat de overheid vergeet is dat rationaliseren van informatie pas pakkend beklijft in de bewustwording van de jongeren als zij het verwerken middels emotionele en lichamelijke ervaringen. De hele dag in een schoolbank zitten is geen stimulans. Het uit het hoofd leren en automatiseren van de tafeltjes of het leren van de provincies en hoofdsteden van Nederland heeft pas blijvend invloed als het zich verbindt aan de belevingswereld van de jeugd.

Als de jeugd zich niet binnen een grotere maatschappelijke context weet te plaatsen richt zij haar eigen ontwikkeling op de vergelijking met leeftijdgenoten en niet die van een persoonlijke, volwassen toekomst en verantwoordelijkheid. Daarvoor is een referentiekader nodig met de volwassen werkelijkheid.  Onderwijzen gaat niet over het pure cognitieve leerproces maar de bewustwording van zichzelf in een maatschappelijke context. Dat vergt iets anders van het onderwijs dan het afvinken van aanwezigheid lijstjes en het plaatsen van gedragskruisjes bij elke afwijking van de algemene norm. Elk kind is anders, heeft een geheel eigen belevingswereld die positief kan worden beïnvloed door het kind te betrekken bij een hoger doel. Maar dan moet dat hoger doel wél bestaan.

Een kind, een puber of een jong volwassene kan uitstekend zelfstandig leren, uitgedaagd worden, allerlei informatiebronnen verwerken en uiteindelijk uiten in zeer diverse vormen van wijsheden die ontstaan. Alles bepalend is uiteindelijk de cultureel, maatschappelijke omgeving waarin het leerproces wordt gestimuleerd. Als de prikkels gaan over de laatste mode, meer geld hebben dan de ander, al dan niet verantwoordelijkheid nemen, angst of durven, wat heb ik en hoe zie ik er uit, dan zullen de jongeren die prikkels gebruiken in hun reactieproces. Reflectie gebeurd bij jongeren nog sterk op basis van het “eerst doen, daarna leren”, al experimenterend met het leven in de onbevangenheid van de beveiligde creativiteit. Onbevangen omdat zij zelf kunnen experimenteren en beveiligd omdat zij nog worden omringd door ouders en school die verantwoordelijkheid nemen voor de maatschappelijke inhoud en veiligheid in de ontwikkeling van de onschuld. Reflectie is essentieel maar dient plaats vinden binnen aanvaardbaar nut en kaders die de jongeren kunnen begrijpen.

Het huidige systeem van verplichten, straffen, examineren, normeren en reguleren toont uitsluitend de machteloze beperking van het onderwijssysteem als eenzijdig instrument dat haar verbinding is kwijtgeraakt met het grotere geheel. Natuurlijk passen de jongeren daar niet in omdat zij zelf een holistisch menselijk bestaan en ontwikkeling leiden die niet te minimaliseren valt.

Door onderwijs te ommuren en af te zonderen van de maatschappelijke context mist men de voorbeeldfunctie die de jongeren nodig hebben om  te reflecteren over de theoretische werkelijkheid die hen wordt verkocht als gedragsnorm. Vertrouwen, gelijkwaardigheid, respect, veiligheid, gezondheid, kennis zijn thema’s die genoemd worden in de boeken maar in de omgeving structureel worden verkwanseld. Het gezinsleven bestaat amper, jongeren groeien op van opvang tot opvang, binnen gescheiden ouder situaties, los van familiaire relaties en veelal met allerlei gedragsstempeltjes vanuit de overheid. De norm is utopisch beperkend en de afwijking wordt de norm. Het zijn niet de jongeren die niet voldoen maar hun verplichte leeromgeving waarin ze verplicht worden te doen waar ze geen enkel nut in zien.

Een hoger doel heeft te maken met gezondheid, welzijn, sociale cohesie, onderlinge relatie, zelfkennis en de kennis van de ander, veiligheid, samenwerking, visie, verantwoordelijkheid nemen, een maatschappelijke richting (duurzame menselijke vooruitgang) en alle daaraan gerelateerde kennisbehoeften. Er dient een verbintenis te zijn tussen de unieke persoon en de omgeving die zich samen ontwikkelen volgens een bepaalde natuurlijke, dynamische, evolutionaire code waar de jeugd haar eigenheid op creatieve manier in kwijt kan om de eigen toegevoegde waarde te ontdekken. In een jagersstam zien de jongeren de ouderen op jacht gaan en kijken er naar uit om een keer mee te mogen. Bij een timmerman zal de zoon of dochter geneigd zijn de hamer een keer te pakken en iets te knutselen. Maar als de ouders ’s morgens van huis gaan en ’s avonds thuis komen is er amper interactie en geen enkel volwassen voorbeeld. Ook in de wijken zijn er geen functionele prikkels die de jongeren aanzetten tot het nemen van verantwoordelijkheden.

Kortom, in een maatschappij zonder hoger doel zijn er geen emotionele prikkels die leiden tot een intrinsieke motivatie van de jongeren om iets te leren. Als de school daar ook nog eens negatieve prikkels tegenover zet door een bureaucratische, gefragmenteerde werkwijze, zonder verband tussen reflectieve cognitie en jeugdige emoties met een welhaast militaristische afrekening van aanwezigheid en gedrag, dan ontstaat er een generatie die meer leert op straat dan op school. En dat mag niet de bedoeling zijn.

We zijn toe aan een sustainocratische transformatie van het onderwijs door het weer een structurele, functioneel inhoudelijke pilaar van de maken van duurzame menselijke vooruitgang. Onderwijs is geen gefragmenteerd doel op zich maar stelt de mens centraal in haar duurzame ontwikkeling.

Het onderwijs is dienstbaar aan de menselijke vooruitgang