Tijdens de Corona crisis hebben we kennis kunnen maken met essentiële en niet essentiële banen. Verder zagen we veel onbezoldigde activiteiten van mensen die in deze tijd een waardevolle bijdrage leverden voor de medemens.

Het roept de vraag op waarom er überhaupt “niet essentiële” banen in stand worden gehouden? Of die banen wel waarde toevoegen aan ons bestaan, of juist niet? Door het thuisblijven zagen we bijvoorbeeld minder luchtvervuiling, minder water vervuiling, minder negatieve werkgerelateerde stress, enz.
Toen ik in 2015 tijdens een congres in Barcelona de enige was die “de mens” centraal stelde vroeg ik mijn publiek “wie er beroepsmatig bezig is met gezondheid?”. Daarbij doelde ik niet op het repareren van ongezondheid via de zorg. Slechts twee van de ruim 200 handen gingen omhoog.
Dit is tekenend voor de (wereld) maatschappij die we hebben gecreëerd. In een van mijn boeken “geheimen van echte welvaart” vroeg ik mij af waarom iemand, die schroefjes aandraait in een fabriek, een salaris krijgt en een alleenstaande moeder met kleine kinderen niet? Wat kennen wij financiële waarde toe, wat niet?
Ook tijdens de Coronacrisis bleek dit weer duidelijk. Het geeft tevens weer waar wij onze nadruk wél dienen te gaan leggen gedurende en na de lockdowns. De werkelijke betekenis van het woord economie is: het invullen van onze behoeften en tekorten. Dat is de basis van de definitie van de natuurlijke waarden van Sustainocratie. Het is dat waar we alleen in gezamenlijkheid verantwoordelijkheid voor kunnen nemen, de mens samen met ons brede instrumentarium: onze instellingen.




