Vrede, vrijheid en veiligheid

Dit mailtje delen wij graag 


Samen met Ton Vermeulen van Europa Direct uit Eindhoven nodig ik u van harte uit voor de startbijeenkomst van het burgerinitiatief Pulse of Europe, de Hartslag van Europa, op zondag 7 mei a.s. om 14.00 uur op het 18 Septemberplein in Eindhoven.

In méér dan 100 steden in Europa komen op datzelfde moment betrokken burgers bij elkaar om te laten zien en horen dat zij de kernwaarden van de Europese Unie – vrede, vrijheid en veiligheid – een heel groot goed vinden, ondanks alle mogelijke tekortkomingen.

Ze willen laten zien en horen dat ze vóór de EU zijn en dat ze daarmee verder willen.

Bijvoorbeeld in Frankfurt am Main is men al veel eerder begonnen met dit initiatief en daar gaat het inmiddels al om 5.000 deelnemers op 2 pleinen.

Wij stellen het zeer op prijs als u ons initiatief ondersteunt door bij de start aanwezig te zijn.

 Ook op de volgende zondagen bent u van harte welkom: zondag 4 juni, zondag 2 juli, zondag 6 augustus en zondag 3 september 2017, ook van 14-15 uur op het 18 Septemberplein te Eindhoven.

 Dus kom naar deze bijeenkomsten, breng uw vrienden mee en stuur dit bericht door naar zoveel mogelijk andere mensen.

In verband met de organisatorische voorbereidingen ontvangen wij graag uw aanmelding per email. Als u zondag a.s. wilt deelnemen mail dan even naar: eindhoven@pulseofeurope.eu

********

De kan wel mag wel maatschappij

Onze huidige maatschappij is vastgeroest geraakt in allerlei onderlinge afhankelijkheden. Voor alles is wel toestemming nodig en iemand die moet beoordelen of iets wel mag, goed genoeg is of wel uitgevoerd wordt zoals afgesproken. We worden omringd door controlerende functies en instanties, allemaal mensen die de opdracht hebben om de werkelijkheid die wij beleven tot in de puntjes beheersbaar te houden. Elke vorm van afwijking wordt afgestraft met een berisping, een boete of een straf procedure. Veelal draait het allemaal om geld.

De kan niet en mag niet maatschappij is echter gevuld met onzekerheid en angst. Wanneer een crisis de maatschappij treft dan is die toestemmingscultuur funest. Vooruitgang wordt geboekt door durf en creativiteit. Dan is een cultuur van vrijheid van gigantisch belang.

De kan wel mag wel maatschappij

Wij beleven de wereld zoals wij zijn. Als de wereld ons niet uitdaagt dan worden we gemakzuchtig. Als wij voor een crisis komen te staan dan worden wij geconfronteerd met onze veranderende werkelijkheid. Wij gaan op zoek naar zekerheden en als dat een botsing betekent met de gevestigde orde dan is dat maar zo. Angst voor het systeem is alleen geldig wanneer het nog functioneert. Als het kapot is dan verliest het de autoriteit en de mens haar angst. De – kan wel mag wel – maatschappij staat dan open voor ons omdat wij zelf ons hebben losgelaten van de wetten en regels.  Er openbaart zich een nieuwe werkelijkheid waar wij richting aan geven door ons anders in te stellen, bevrijd van een oude last. Het is een bevrijdende keuze, een simpel moment van loslaten en in het diepe springen. We zeggen nee waar we vroeger ja tegen zeiden of ons ertoe verplicht voelden.

Deze -kan wel mag wel- maatschappij zijn wijzelf omdat wij beperkingen zelf opleggen door ons afhankelijk te maken. Onafhankelijkheid betekent niet dat wij toestemming krijgen van anderen maar dat wij onszelf toestemming geven. Door vanuit een vrije werkelijkheid te gaan redeneren bestaat het oude systeem niet meer, ook al danst het nog steeds de horlepiep voor onze neus. Alles kan en alles mag.

Met deze openheid ontstaat tevens de valkuil dat men elke vorm van normen en waarden ook loslaat. In de chaos zijn er mensen die criminaliteit opzoeken omdat men het respect heeft verloren voor het systeem en zichzelf als mens nog niet heeft ontdekt. Degenen die wel de menselijkheid blijven omarmen en zich erin verdiepen zullen de reis naar de nieuwe harmonie gaan maken. Dat is reis van bezieling en samenwerking waarin een nieuwe stabiliteit wordt gezocht op basis van andere voorwaarden dan voorheen. Dan ontstaat er een nieuwe maatschappij, zoals Sustainocratie, waarbij een duidelijk onderscheid gemaakt kan worden tussen de – kan niet en mag niet – structuur en de – kan wel mag wel – cultuur die onder bepaalde eigen voorwaarden de vrijheid richting geeft.

Men wordt geconfronteerd in het hele proces met constante keuzes die aanspraak maken op het bewustzijn en het geweten. Wat wil ik? Overleven of een nieuw leven? Gebruik ik mijn vrijheid of misbruik ik het? Na het loslaten van angst komt het moment van durf. En die durf drijft ons “out of the box” maar ook in de reflectie over onszelf. Kan wel en mag wel is een nieuw vrijheid maar niet vrijblijvend. Het schept voor onszelf voorwaarden die wij zelf invullen vanuit oude hebzucht of nieuwe zingeving. Dit innerlijke gevecht heeft de mens en mensheid al zo vaak gevoerd dat wij het nu wel zouden moeten kennen en de keuze afstemmen op de consequenties die wij ook al hebben genoteerd in onze egeschiedenisboeken. Onze keuze vandaag, met alle open data, wetenschap en historische kennis, is eenvoudig. Hebzucht wordt verbannen en veroordeeld, criminaliteit niet toegestaan en vanuit zingeving gaan wij aan de slag in duurzame samenwerking.

Kan wel en mag wel is alles omvattend mits het gericht is of duurzame menselijke vooruitgang. En die keuze kunt u vandaag al maken en alle andere naast u neer leggen. Dan is er nog de omringende cultuur die met het oude wetboek in de hand  de rem zet op uw initiatieven. Dat is ook een werkelijkheid waar we rekening mee dienen te houden. Het weerhoud ons niet om de confrontatie aan te gaan en de gaten te gebruiken in de regelgeving om deze uiteindelijk open te breken. Als gezegd leven wij in een wereld die wij zelf creeren, inclusief de muren en de breekijzers. Ongeacht de belemmeringen, en zelfs als we omdraaien, er is altijd een weg vooruit.

Dichterlijke vrijheid op 12.12.12

To Be in life

Is to see in life

Each other’s vulnerable uniqueness.

Embody that power

With freedom in solidarity

So together we can build a future in trust.

To share and to care

Is to open our hearts

To our existence where it all starts.

Don’t be scared to lose your existence

There’s where life and the Universe

Just gives you a new start.

Raise your head

Look on to the future

Be curious what there will be.

Life has its purpose

Wake up and explore in wellfare

Than just be aware what you will see.

Give simple in complexity to all

That’s what we have To Do

See clearly and conquer our imaginary wall.

Nicolette Meeder – December2012

Vrijheid, onderdrukking en vooruitgang

We leven in een land in vrede en daarom kunnen wij in vrijheid denken, zols bijvoorbeeld aan onze vooruitgang. Om deze luxe te bereiken is ook een vorm van onderdrukking nodig. Dat lijken twee tegenstrijdige begrippen, vrijheid en onderdrukking, dus laten we er even bij stil gaan staan. Dit is belangrijk omdat het principe van menselijke vooruitgang juist daar weer mee te maken heeft, zeker nu wij uitgedaagd worden door crisissen in onze maatschappij die ook het begrip “vooruitgang” ter discussie stellen.

Vrijheid
Wat is vrijheid eigenlijk? Is het de vrijheid om je te bewegen? Vrijheid van meningsuiting? Keuzevrijheid? Je mag wel iemand beledigen of uitschelden maar niet slaan of vermoorden. Je mag wel karretjes volladen met voedsel in een supermarkt maar niet ermee weglopen zonder te betalen. Je mag de wereld vrij rondreizen maar niet zonder identiteitsbewijs.

Alles wat je mag doen in vrijheid is dus omringd met voorwaarden en beperkingen. We worden in onze vrijheid dus gestuurd en onderdrukt. Deze “onderdrukking” blijkt noodzakelijk om onze vrede en vrijheid te behouden maar waar begint het en waar houdt het op?

Het “zijn”
Vrijheid heeft een directe relatie met de erkenning van een zelfbewust wezen als zelflerende, zelfstandige identiteit. Deze erkenning is op zichzelf ook een blijk van zelfbewustzijn. We stemmen deze erkenning dus op elkaar af door elkaars identiteit te erkennen. We zijn daarin dus geen boom of lantaarnpaal maar een denkend, redenerend, lerend en actief wezen dat in de medemens haar gelijke erkent.

Deze gelijkwaardigheid in het zijn heeft tegelijkertijd een belangrijke consequentie, namelijk dat wij onderling ook afspreken wat voor een ieder van ons belangrijk is en waardoor wij er bewust aandacht aan moeten besteden. Veiligheid is zo’n thema. Doordat wij een zelfbewust wezen zijn kennen wij ook pijn, lijden en de dood als gegeven van ons bestaan. Elkaar vrijwaren van deze zaken is dan ook belangrijk. We worden dus in ons bestaan door onszelf geholpen door onderlinge afspraken te maken die respectvol zijn naar elkaar toe. Daarin kunnen we verder gaan, zoals samenwerken bijvoorbeeld.

Het “doen”
Nu is de mens ook een levend wezen dat zoals elke levende soort wil voldoen aan haar levensbehoeften. We moeten dus overleven om te kunnen leven. In dat aspect zit een doelbewuste actie die samenwerking maar ook de nodige concurrentie met elkaar kan opleveren. We concurreren om voedsel, woonruimte, een partner, enz. In dat doen willen we wel eens onze respectvolle zijns afspraken vergeten en de agressie ontdekken die onze soort ook eigen is. We komen voor ons eigenbelang op. En dat kan soms erg ver gaan. Hoe ver dit mag gaan is afhankelijk van de omgevingsfactoren waarin de confrontatie plaats vindt. In tijden van oorlog zijn vijanden dodelijk op elkaar ingesteld. In tijden van vrede verwacht men van elkaar een soort tolerantie en overredingskracht.

Dat vergt dan weer een stukje opvoeding en opleiding dat ge-ent is op de eigenheid van een lokale omgeving en bijbehorende cultuurontwikkeling. Het overstijgt de individu waardoor er structuren worden gecreëerd rondom het overleven en leven in een regio. Gaandeweg hebben die structuren allerlei instellingen opgeleverd die ook weer onderling met elkaar omgaan. Denk aan overheden, bedrijven, scholen, enz.

Normen en waarden
Afhankelijk van de omstandigheden leggen wij onszelf dus regels (normen) op die ons onderlinge gedrag bepalen. Wij genieten daardoor vrijheden onder voorwaarden. De voorwaarden (waarden) die wij met elkaar afspreken bepalen onze eigen cultuur van vrijheid en de manier waarop wij elkaar aan kunnen spreken op de uitoefening ervan. We noemen dit “maatschappij”.

Tot zover lijkt het allemaal erg logisch maar waarom zijn er dan zoveel verschillende soorten maatschappij? Waarom wordt vrijheid en onderdrukking overal anders toegepast? En zijn onze eigen vrijheden en opgelegde beperkingen wel zo “normaal” voor anderen?

Dat komt omdat in verschillende gebieden de erkenning van de vrije zelfredzame identiteit, de “ik”, niet voor iedereen en overal gelijk wordt erkend. De vrouw wordt wel eens gezien als bezit van de man, bedoeld om er nageslacht mee op te bouwen, maar niet om in gelijkheid en evenredige veiligheid mee om te gaan. De menselijke “ik” van kinderen wordt soms pas erkend als ze een bepaalde leeftijd hebben bereikt en sommige maatschappijen hanteren eigen normen en waarden die zij ook verwachten van andere maatschappijen voordat zij de betreffende mensen als identiteit erkennen. De mens is dus niet zomaar eenduidig als mens aan te duiden maar de inkleuring via normen en waarden van de mens wordt als even belangrijk en soms zelfs belangrijker ervaren.

Lokale onderlinge afspraken gelden vaak wel voor de een maar niet voor de ander op basis van leeftijd, geslacht, huidskleur, geloof, geboortegrond, enz. Het is nog niet zo dat de mens in de hele wereld elke mens automatisch in het “zijn” erkent vanaf de geboorte. Die erkenning wordt ook geconditioneerd door de omringende levensovertuiging en het wereldbeeld van die identiteit die zich gaandeweg lokaal in de geschiedenis heeft ontwikkeld. “Ik ben een zelfbewust menswezen” is derhalve niet onmiddellijk voldoende om als zodanig erkend en gerespecteerd te worden. Er zit vaak meteen al een dikke historische schil omheen. Die schil geldt voor lokale veiligheid maar garandeert niet de veiligheid tussen ALLE mensen.

In tijden van duidelijk afgebakende landen en culturen was dit onderscheid redelijk aanvaardbaar. Het leverde soms oorlogen op maar dat was tussen “mens of maatschappij “soorten” – de “wij” en “niet wij””. In ons huidige tijdperk van open grenzen, multiculturele samensmeltingen en een groeiende wereldpopulatie, is het redeneren en blijven handelen vanuit cultuur-historische verschillen niet of nauwelijks te doen. Zijn wij verschillende soorten mensen? Of hebben wij ons anders ontwikkeld in onderlinge afspraken? Dienen wij onze eigen afzonderlijke afspraken van elkaar af te dwingen of bij gemengde culturen de verschillen overstijgen en de overeenkomsten in t elren zien? Gaan wij dan terug naar de menselijke basis? Loslaten en opnieuw beginnen met het maken van afspraken? Zijn er misschien afspraken die we nu al met elkaar kunnen afstemmen zonder afbreuk te hoeven doen aan onze oorspronkelijke levensovertuiging? Hoe gaan we samen om met onze vrijheid en onze noodzakelijke maar verschillende uiting van onderdrukking?

Ethiek
In een multiculturele samenleving is opnieuw beginnen erg lastig. Een levensovertuiging op basis van normen en waarden die men van huis uit heeft meegekregen laat men niet zomaar los. Die berusten op een “waarheid” die erg sterk van binnenuit wordt beleefd. Moet iedereen zich dan aanpassen aan de normen en waarden van het gebied waarin men komt te wonen?

Betekent dat dan ook niet een verplicht, dwangmatig loslaatproces van iemand’s oorsprong? Wat gebeurd er als men geen van beide eist en de mens zelf laat stoeien met de eigen normen en waarden en die verschillen met de omgeving? Wat is dan het nut van lokale wetgeving en wat is “recht”?

De complexiteit waarmee we in onze vrijheid worden geconfronteerd is dat wij de onderdrukking om die vrijheid te beleven op verschillende manieren hebben ingevuld in onze geschiedenis. Daar zijn vaak goede redenen voor aan te wijzen maar de vraag is dan of die ook in deze tijden nog geldig zijn? En waar of wanneer wel? En wanneer niet? Of zijn ze universeel van toepassing (en opeisbaar) als ze ooit onder concrete omstandigheden lokaal zijn ontstaan.

We komen dan op het terrein van de filosofische en praktische discussie van “ethiek”.

Terwijl normen en waarden een duidelijke lokale oorsprong hebben en bepalend zijn voor de manier waarop wij aldaar onderling met elkaar omgaan, hoe verwerpelijk ook vanuit het blikveld van een andere levensovertuiging, gaat ethiek over universele waarden. Ook dit is natuurlijk een delicaat punt omdat ook religies de pretentie hebben om zich daarover te uiten volgens de geschriften en onderbouwing door een of meerdere profeten. Het kan dus zijn dat de discussie over ethiek tot andere conclusies komt dan die van een bepaalde religie. Waarom is dat?

Ook religie is een vorm van onderdrukking om vrijheid te kunnen beleven. Religies zijn ontstaan in de historische perioden van onzekerheid van de zelfbewuste mens ten opzichte van de mystiek van het leven zelf. Territoriale wetten werden aangevuld met goddelijke wetten. Zo werd het bestaansrechtelijke “zijn” vergoddelijkt en het “doen” vermenselijkt om een onderscheid te kunnen maken in bestaan en gedrag, met verschillende vormen van verwijtbaarheid en schuld. Die vergoddelijking is door de profeten verkondigd om de vaak vastgeroeste lokale normen en waarden te doorbreken met universele reflectie. Daar zijn daarna weer menselijke eigenaardigheden geslopen op gebied van macht en hiërarchie door de dogmatische verkerkelijking van de bewust gekozen onderdelen van universele inzichten. Zo zijn er vanuit eenzelfde oorsprong allerlei verschillende geloofsovertuigingen ontstaan die elkaar ook weer beconcurreren vanuit de regerende dogma’s. De “waarheid” heeft op deze manier verschillende interpretaties gekregen. Ga iemand maar een verkondigen dat zijn of haar “waarheid” meer of minder is dan die van een ander…..

De gemiddelde mens heeft angst en schuldgevoelens die gekoppeld worden aan het bovenmenselijke, de dood en onze evolutie (waaronder de vermeende mogelijkheid van een leven na de dood en de opvattingen over het moment van de wederopstanding). Het is logischerwijs enorm moeilijk voor de mens om hierover zonder onzekerheid te durven relativeren. Men laat zich dus graag risicomijdend beïnvloeden en daar wordt vanuit specifieke overtuigingen weer gebruik van gemaakt om grote groepen mensen te binden aan het een of het ander.

In een enkel gebied waar een meerderheid zich uit hetzelfde geloof bediend zal weinig discussie ontstaan. Wanneer echter verschillende overtuigingen naast elkaar trachten te overleven en leven dan kan de discussie erg intens worden. Geloof gaat niet over wat men doet maar wat men gelooft te zijn en van waaruit men het doen relativeert en goedkeurt. Als het zijn geraakt wordt ontstaat er verschil in de beleving van menselijkheid. Dit verlangt dan een belangrijke bestaansrechtelijke discussie met duidelijke afspraken op basis van onderlinge erkenning. Dat laatste is erg lastig als de oorsprong gelegd wordt in een beleving van goddelijk gelijk.

Ethiek gaat over aantoonbare universele wetten die voor een ieder gelden ongeacht religie of lokaal geldende wetten rond normen en waarden. We leggen onze evolutionaire lat dus hoger door geen afstand te doen van onze overtuigingen of regels maar ze ondergeschikt te maken aan een nieuwe soort maatschappij. Dat is lastig als over erkenning van menselijk “zijn” al meningsverschillen zijn. Als de een de vrouw, het kind of een andere huidskleur wel erkent als gelijke en de andere niet, dan lijkt ethiek afhankelijk gemaakt te worden van een wetenschappelijke interpretatie van “wat is een mens?”.  Hanteren wij dan alleen tastbare bewijsvoering, zoals algemene lichamelijke kenmerken en dna? Of ook spirituele, zoals bewustzijn en bewustwording?

Wanneer is een mens een mens? Die vraag op zich is al een rechtsfilosofische ontwikkeling op gebied van bewustwording. De vraag zou ontkend worden door partijen die het antwoord leggen binnen een externe onzichtbare macht waaraan zij zelf waarden aan ontlenen. “De mens” is voor hen van goddelijke oorsprong en dient verantwoording af te leggen aan dat geloof. Maar ook die goddelijke oorsprong wordt door mensen anders ingevuld. Zijn er verschillende goden die zich uiten in de verschillende religies of is het dezelfde God en geven wij andere interpretaties aan die oorsprong?

Kortom. Ethiek stelt de historische interpretatie ter discussie ten behoeve van de bestaansrechtelijke menselijkheid binnen de context van onze universele oorsprong. Wetenschap en geloof dienen zich af te stemmen op duurzame menselijke vooruitgang van alle partijen. Waar we aan toe blijken te zijn is de erkenning van onze verschillen van opvattingen en het respect om die verschillen te aanvaarden en niet te bestrijden. Om dat te doen is het van belang dat er nieuwe overkoepelende afspraken komen die het universele gedrag en de onderlinge relaties bepalen van de mens of mensen. Dat betekent automatisch dat alle andere overtuigingen, zoals religie maar ook lokale wetten op basis van interpretatie van normen en waarden daar ondergeschikt aan worden gemaakt. Gelijkheid in vrijheid zullen dan maar zeggen maar keuze vrijheid in de beperkingen met in acht name van de universele ethiek.

Sustainocratie

Sustainocratie is een op ethiek gebaseerde maatschappijvorm. Het gaat niet in op levensopvattingen of geloofsovertuigingen maar wel op een gemeenschappelijke universele drang van evolutionaire duurzame vooruitgang. De algemene doelstelling die wij formuleren is vrijgemaakt van elke vorm van oordeel. Het individuele “ik ben” besef mag dan gekleurd zijn, de individuele talentvorming en inzet wordt verbonden aan een resultaat-gedreven missie volgens een universeel ethisch kader. Natuurlijk kan er ook discussie ontstaan over het kader maar dat lost veelal de huidige crisissituatie op. Het kader dient veiligheid te bieden waar anders onveiligheid kan ontstaan in een complexe situatie.

Geld
De complexiteit wordt nog groter nu er zich een andere hiërarchie en schuldsysteem heeft toegevoegd aan de discussie over ethiek: geld. Geld is ook verbonden aan “waarden”. De ontwikkeling van lokale economieën van waarden heeft de hele situatie al van een andere dimensie voorzien. Door geld als overkoepelende zekerheid te gaan zien zijn mensen bereid gebleken hun verschillen ondergeschikt te maken. Dat geeft al aan dat de oorspronkelijke geloofswaarheden en oude dogma’s geen onoverkomelijke hindernis vormen om tot een relatief vreedzame gemengde samenleving te komen. Geld heeft de maatschappij al uitgedaagd om te komen tot een status quo rond een hogere maatschappelijke waarde, namelijk geld. Geld is gekoppeld aan materialisme hetgeen via geld een tegenpool is geworden van het immateriële van het geloof. Er is een nieuw omhulsel geschapen die de mens wederom in verwarring brengt, namelijk dat van de maatschappelijke organisatie rond “het hebben”. De angst rond de onzekerheden van het zijn hebben plaatsgemaakt voor hebzucht uit angst te verliezen wat men heeft. Hebzucht heeft de laatste decennia een verontrustende ontwikkeling doorgemaakt die heeft geleid tot een wereldwijde crisis. Maar ook de macht van het geld beleeft ontkenning over universele waarden door zichzelf als enige waarheid te positioneren.

Dit brengt ethiek tot een verdere dimensie en grotere complexiteit. Niemand doet een ander kwaad door het bestaansrecht te koppelen aan een persoonlijk geloofsovertuiging, tenzij men anderen tracht te dwingen tot eenzelfde geloof. Bij hebzucht is er altijd een zuigkracht dat ten kosten gaat van de omgeving en ook de medemens. Hebzucht individualiseert verschillen en geld helpt bij het scheppen van nieuwe normen en waarden. Welke ethische universele wetten dienen zich te ontwikkelen vanuit het materialisme als dit aantoonbaar ten kosten gaat van het bestaansrecht van anderen? Hoe ontwikkelen normen en waarden zich als geld een andere waardesysteem hanteert dan bestaansrechtelijke waarden van identiteit en menselijkheid? Hoe verhouden deze lokale normen en waarden rondom economische doelstellingen zich ten opzichte van ethiek? Welke rechten ontlenen groepen mensen zich ten opzichte van anderen over het hebben en gebruiken van universele tastbare waarden? Is deze discussie hetzelfde of anders dan de ontastbare waarden van geloof?

Conclusie

Normen, waarden, religie, geloof en geld bevatten in onze moderne tijd een unieke en noodzakelijke bestaansrechtelijke reflectie en globale bewustwording  die wij onder brengen in de universele bezielende discussie van “ethiek”. Onze menselijkheid en duurzame vooruitgang is ervan afhankelijk en de discussie wordt al gevoerd. We hebben echter haast. Nu de enige overkoepelende, verbindende zekerheid in de vorm van geld in crisis verkeerd door menselijk misbruik, is de discussie van groot belang. Bij het wegvallen ervan gaan de onderlinge verschillen zich weer manifesteren met het gevaar dat men terug pakt naar oude zekerheden. Dat maakt de multiculturele maatschappij uiterst kwetsbaar en zelfs gevaarlijk. Ethiek zal dus zowel het principe van het materialisme en het immateriële moeten voorzien van duidelijkheid voordat men weer de oude vormen de boventoon laat voeren met alle gevaren van dien.

Sustainocratie is daarbij een neutrale samenleving- en samenwerkingsvorm dat zich concentreert op evenredige waardecreatie en onderlinge verdeling. Binnen Sustainocratie kan het overleg in praktische zin plaatsvinden om zo de integriteit van alle betrokken  partijen te waarborgen en van een duurzame vooruitgang te voorzien.

Huidig onderwijs leert niets

De leerprestaties van jongeren zijn onder de maat vindt de inspectie en het ministerie van onderwijs van Nederland. Men plaatst de verantwoordelijkheid van het leren bij de jongeren via een leerplicht maar vergeet daarbij dat leren zich uitsluitend voltrekt vanuit een maatschappelijk context. Als er geen hoger maatschappelijk doel wordt gesteld dan zal er door niemand, jongeren noch ouderen, een leerdoel worden bereikt. Waarom leren? Wat is het nut? Welke innerlijke motivatie spreekt men aan om te leren? Jongeren hebben sinds 1900 in Nederland een leerplicht maar Nederland heeft vooral een onderwijs plicht. In de huidige scholen vormt “onderwijs” een doel op zich aangestuurd door het beleid uit Den Haag waarbij de scholen beperkte vrijheden hebben om zich te ontwikkelen volgens een eventueel eigen maatschappij beeld. Men is afhankelijk van de middelen die per leerling worden toegekend en dient via diploma uitreiking aan een normering te voldoen. Welk verband er ligt tussen maatschappij en normering is veelal ver te zoeken en de leerling is een middel om de school in stand te houden.

In dit huidige onderwijs leert men niets.

Om “het leren” te begrijpen grijp ik even naar een vergelijking die we ook gebruiken voor het bedrijfsleven en de maatschappij zelf, namelijk die van de individuele vrijheid en sturing.

Onderwijs is geen doel op zich maar functioneel binnen een maatschappelijke context

In onze democratie gaan wij uit van grote individuele vrijheid. Maar we gaan er ook van uit dat wij een maatschappij draaiende houden waarin een hoge graad van gemeenschappelijk welzijn wordt genoten. Dat betekent dus ook dat onze vrijheid niet vrijblijvend is maar bij zou moeten dragen aan de inhoudelijk invulling van de maatschappij. Wat die kaders zijn dient maatschappelijk duidelijk te zijn. Dat is het niet. In een geldgedreven consumptie maatschappij is geld en consumeren misschien een maatschappelijk kader waar omheen een economie draait maar opvoedkundig verwachten wij natuurlijk veel meer van een maatschappij. Denk daarbij aan ethiek, sociale cohesie en duurzame vooruitgang. Deze essentiële parameters zijn niet meer aanwezig en als zodanig ook niet te vinden in een onderwijscultuur.

Bij het ontbreken van een hoger maatschappelijk kader dat de hebzucht van een geldgedreven maatschappij overstijgt met ethische normen (zoals sustainocratie de democratie nuanceert met duurzame menselijke vooruitgang) vervalt het onderwijs tot een gefragmenteerde, doelloze overdracht van kennis. Als de leerprestaties van de jongeren dan onder de maat zijn dan duidt dat niet op de jongeren maar op de leeromgeving. De scholen, ouders en de overheid dienen dan vooral bij zichzelf te raden te gaan.

De jeugd is perfect in staat gebleken om van alles te leren binnen de mogelijkheden van hun open vrijheden en vanuit een intrinsieke, ongestuurde motivatie. Denk daarbij aan social media, elektronica en de vele prikkels die een consumptie gerichte maatschappij hen opdringt. Die prikkels raken het eigenbelang zoals Mitra zo mooi vertelt in zijn  toespraak over “The hole the wall”, een experiment in India waarin ongeletterde straatkinderen geconfronteerd werden met een gat in de muur en een computer. De natuurlijke nieuwsgierigheid, de open onderlinge communicatie en concurrentie, samen met de vele dingen die ze met het apparaat konden ontdekken leidde tot verrassende resultaten. Binnen 6 maanden beheersten honderden jongeren vele Engelstalige computerwoorden, wisten ze hoe het apparaat en de software werkte en konden ze aangeven welke verbeteringen erop toegepast konden worden. De onderlinge stimulans zorgde voor een zelflerend proces dat zijn weerga niet kent in de moderne onderwijswereld.

Onze huidige maatschappij is voor de meeste jongeren een gat in de muur waarmee men experimenteert zonder toezicht noch concreet doel. De stimulans die zij krijgen horen bij de normale opgroeiende, zoekende jeugd die is omringd door een cultuur van koopkracht (hebben). Binnen die cultuur spelen ouders de rol van financier en de overheid die van lastpost. Het zwarte gat van de maatschappij waarin de jongeren met hun ongenuanceerde vrijheden experimenteren en elkaar uitdagen tot uitersten vormt een schril contrast met het huidige onderwijs. Dit probeert normen en waarden op te leggen vanuit “verplichtingen” om zodoende enig overwicht te behouden op deze jeugd. Via de leerplicht worden de jongeren geacht om op een bepaalde tijd op school te zijn en na een aantal uren weer weg te gaan. Op de vraag waarom ze naar school gaan wordt geantwoord “omdat het moet”.

Het huidige onderwijs is vooral gefocust op het overdragen van rationele, cognitieve vaardigheden, zoals rekenen, taal en andere tastbaarheden. Naar mate de jongeren ouder worden wordt in het onderwijs van ze verwacht dat ze een vak leren. Wat de overheid vergeet is dat rationaliseren van informatie pas pakkend beklijft in de bewustwording van de jongeren als zij het verwerken middels emotionele en lichamelijke ervaringen. De hele dag in een schoolbank zitten is geen stimulans. Het uit het hoofd leren en automatiseren van de tafeltjes of het leren van de provincies en hoofdsteden van Nederland heeft pas blijvend invloed als het zich verbindt aan de belevingswereld van de jeugd.

Als de jeugd zich niet binnen een grotere maatschappelijke context weet te plaatsen richt zij haar eigen ontwikkeling op de vergelijking met leeftijdgenoten en niet die van een persoonlijke, volwassen toekomst en verantwoordelijkheid. Daarvoor is een referentiekader nodig met de volwassen werkelijkheid.  Onderwijzen gaat niet over het pure cognitieve leerproces maar de bewustwording van zichzelf in een maatschappelijke context. Dat vergt iets anders van het onderwijs dan het afvinken van aanwezigheid lijstjes en het plaatsen van gedragskruisjes bij elke afwijking van de algemene norm. Elk kind is anders, heeft een geheel eigen belevingswereld die positief kan worden beïnvloed door het kind te betrekken bij een hoger doel. Maar dan moet dat hoger doel wél bestaan.

Een kind, een puber of een jong volwassene kan uitstekend zelfstandig leren, uitgedaagd worden, allerlei informatiebronnen verwerken en uiteindelijk uiten in zeer diverse vormen van wijsheden die ontstaan. Alles bepalend is uiteindelijk de cultureel, maatschappelijke omgeving waarin het leerproces wordt gestimuleerd. Als de prikkels gaan over de laatste mode, meer geld hebben dan de ander, al dan niet verantwoordelijkheid nemen, angst of durven, wat heb ik en hoe zie ik er uit, dan zullen de jongeren die prikkels gebruiken in hun reactieproces. Reflectie gebeurd bij jongeren nog sterk op basis van het “eerst doen, daarna leren”, al experimenterend met het leven in de onbevangenheid van de beveiligde creativiteit. Onbevangen omdat zij zelf kunnen experimenteren en beveiligd omdat zij nog worden omringd door ouders en school die verantwoordelijkheid nemen voor de maatschappelijke inhoud en veiligheid in de ontwikkeling van de onschuld. Reflectie is essentieel maar dient plaats vinden binnen aanvaardbaar nut en kaders die de jongeren kunnen begrijpen.

Het huidige systeem van verplichten, straffen, examineren, normeren en reguleren toont uitsluitend de machteloze beperking van het onderwijssysteem als eenzijdig instrument dat haar verbinding is kwijtgeraakt met het grotere geheel. Natuurlijk passen de jongeren daar niet in omdat zij zelf een holistisch menselijk bestaan en ontwikkeling leiden die niet te minimaliseren valt.

Door onderwijs te ommuren en af te zonderen van de maatschappelijke context mist men de voorbeeldfunctie die de jongeren nodig hebben om  te reflecteren over de theoretische werkelijkheid die hen wordt verkocht als gedragsnorm. Vertrouwen, gelijkwaardigheid, respect, veiligheid, gezondheid, kennis zijn thema’s die genoemd worden in de boeken maar in de omgeving structureel worden verkwanseld. Het gezinsleven bestaat amper, jongeren groeien op van opvang tot opvang, binnen gescheiden ouder situaties, los van familiaire relaties en veelal met allerlei gedragsstempeltjes vanuit de overheid. De norm is utopisch beperkend en de afwijking wordt de norm. Het zijn niet de jongeren die niet voldoen maar hun verplichte leeromgeving waarin ze verplicht worden te doen waar ze geen enkel nut in zien.

Een hoger doel heeft te maken met gezondheid, welzijn, sociale cohesie, onderlinge relatie, zelfkennis en de kennis van de ander, veiligheid, samenwerking, visie, verantwoordelijkheid nemen, een maatschappelijke richting (duurzame menselijke vooruitgang) en alle daaraan gerelateerde kennisbehoeften. Er dient een verbintenis te zijn tussen de unieke persoon en de omgeving die zich samen ontwikkelen volgens een bepaalde natuurlijke, dynamische, evolutionaire code waar de jeugd haar eigenheid op creatieve manier in kwijt kan om de eigen toegevoegde waarde te ontdekken. In een jagersstam zien de jongeren de ouderen op jacht gaan en kijken er naar uit om een keer mee te mogen. Bij een timmerman zal de zoon of dochter geneigd zijn de hamer een keer te pakken en iets te knutselen. Maar als de ouders ’s morgens van huis gaan en ’s avonds thuis komen is er amper interactie en geen enkel volwassen voorbeeld. Ook in de wijken zijn er geen functionele prikkels die de jongeren aanzetten tot het nemen van verantwoordelijkheden.

Kortom, in een maatschappij zonder hoger doel zijn er geen emotionele prikkels die leiden tot een intrinsieke motivatie van de jongeren om iets te leren. Als de school daar ook nog eens negatieve prikkels tegenover zet door een bureaucratische, gefragmenteerde werkwijze, zonder verband tussen reflectieve cognitie en jeugdige emoties met een welhaast militaristische afrekening van aanwezigheid en gedrag, dan ontstaat er een generatie die meer leert op straat dan op school. En dat mag niet de bedoeling zijn.

We zijn toe aan een sustainocratische transformatie van het onderwijs door het weer een structurele, functioneel inhoudelijke pilaar van de maken van duurzame menselijke vooruitgang. Onderwijs is geen gefragmenteerd doel op zich maar stelt de mens centraal in haar duurzame ontwikkeling.

Het onderwijs is dienstbaar aan de menselijke vooruitgang