Wetgeving en Sustainocratie

Op 8 mei 2020 deed Anna Berti Suman haar verdediging over haar doctoraal eindscriptie “Citizen Sensing” aan de Law School van de Universiteit van Tilburg. Daar had ze ruim 4 jaar aan gewerkt en AiREAS in meegenomen. Ze heeft verschillende partners van AiREAS geïnterviewd tijdens haar studie over “het rechtssysteem en burgers die zelf metingen verrichten in hun leefomgeving”. De vraag die Anna zich stelde was of het rechtssysteem hiervoor toereikend zou zijn en zo niet wat er zoal aangepast zou moeten worden?.

Voorafgaand aan haar presentatie deed zij een wereldwijde online workshop met meer dan 80 deelnemers. Ik mocht als spreker optreden met de leuke bijkomstigheid dat een cartoonist het verhaal in een tekening verwerkte.

Mijn kijk op de werkelijk als mens en alleenstaande vader is anders dan wanneer we kijken vanuit “het systeem”, ook al is het mogelijk te komen tot een gemeenschappelijke stip op de horizon. In mijn optiek dient het juridische systeem dienstbaar te zijn voor mens, maatschappij en natuur. Bij de uitnodiging tot het samen verantwoordelijkheid nemen voor het co-creatie proces van een gezonde stad bleken de verhoudingen vaak toch anders te liggen. Terwijl ik een aantal natuurlijke menselijke kernwaarden hanteerde voor mijn kijk een duurzame samenleving redeneerden instanties zoals de overheid veelal vanuit parameters zoals groei, innovatie, geld, maatschappelijke diensten…. maar niet vanuit basis principes zoals “gezondheid” of “gezonde lucht”. Zorg in geval van ziekte was een dienst, luchtkwaliteit binnen een tolerantienorm van vervuiling een vorm van sturing.

Hoe konden de overheid en “ik” (waarbij ik in dit geval een eerste cocreatie werd met een partner op mens niveau, een kleine “wij” van twee individuen, Marco en JP) dan toch een samenwerking opstarten? En dit vasthouden tot vandaag de dag? En welke juridische hindernissen kwamen wij tegen?

Het belang van “de mens” kan dan gezondheid zijn, die van de verschillen lagen en zuilen van de overheid iets totaal anders maar toch verbinden aan het hogere doel. De eerste die aansloot als overheid was geen stad maar de provincie Noord Brabant. Deze kanaliseerde financiële middelen naar steden vanuit de hogere Haagse overheid en “het Schone Lucht Akkoord” (lees inderdaad “schone”, niet “gezonde”). Er was een afdeling die zich bekommerde om de lucht. De provincie (lees: mensen met een bepaalde deskundigheid in deze instelling) waren bepalend voor twee zaken:

  • – “we zouden het samen moeten doen”
  • – de eerste financiële middelen om dit multidisciplinaire platform te creëren

Van het een kwam het ander en uiteindelijk konden we een gigantische lijst van juridische en praktische belemmeringen gaan opsommen die we onderweg tegen kwamen. Door een mentaliteit te hanteren van flexibiliteit, al meanderend door de werkelijkheid tussen de blokkades door, daar waar we stapjes vooruit konden zetten, wisten we ons steeds meer te consolideren als beweging. We moesten daarbij voorkomen dat we zelf een nieuw instituut toe gingen voegen met structuur, personeel, gebouwen en belangen. Het gemeenschappelijke belang van gezondheid en gezonde lucht werd een onzichtbare lijm die vooral bleef plakken voor deelnemers als men projectmatig het eigenbelang kon dienen vanuit deelname aan het gemeenschappelijke. Zo ontstond het dynamisch cluster gehalte van AiREAS rondom concrete projecten steeds met een diversiteit aan deelnemers.

Juridisch is hier echter niet in voorzien. Integendeel zelfs. Door de manier waarop de maatschappij zich in de loop der tijd politieke en economisch ontwikkelde zijn er allerlei juridische bepalingen die vaak onze aanpak in de weg stonden. Dat heeft een logica waar we vandaan komen als maatschappij waarin individuele belangen een hoofdrol speelden en verstrengelingen, misbruik en vriendjespolitiek voorkomen diende te worden. Binnen AiREAS hanteren we niets daarvan en sturen aan op individuele toegevoegde waarde, authenticiteit, creativiteit en betrokkenheid. Dat zijn termen waar de wetgever weinig mee kan maar oude wetgeving kan het wel in de weg staan. Drie voorbeelden bekrachtigen dit:

  1. In het gefragmenteerde veld van politieke economische belangen is de overheid fondsenbeheerder van publiek kapitaal. Zij investeert in eigen verantwoordelijkheden en subsidieert processen van derden die passen in de politieke economisch beleidskeuzes. Daarbij heeft de overheid een controle functie en mag niet participeren omdat dit gezien kan worden als belangenverstrengeling. Maar een gezonde stad kun je niet uitbesteden via subsidies. Noch kan de overheid dit zelf opknappen, omdat de invloeden van gedrag van burgers of bedrijven hooguit gereguleerd kunnen worden maar niet door de overheid worden bepaald. Nu vragen wij de overheid om mede verantwoordelijkheid te nemen, publiek kapitaal te investeren (dat is geen subsidie), samen met de andere deelnemers (burgers, bedrijven, kennisinstellingen), en haar eigen belang te betrekken en te dienen in plaats van anderen te controleren. Volgens de wet is dat niet toegestaan. De dynamiek van niveau 4 gebiedsontwikkeling via cocreatie is nog een volledig braakliggend terrein. Juridisch gezien zouden vele regels opgeheven kunnen worden, met bijbehorende controle en handhavingsstructuren. Dit zou behoren tot een gemeenschappelijk gedeelde transformatie van de maatschappij waarbij de waardekolom die door Stad van Morgen is gepubliceerd gehanteerd wordt en waarin vertrouwen een bindmiddel is. Zover zijn we helaas nog niet in de breedste zin van de maatschappij, maar het precedent is er….
  2. Burgers/inwoners meten altijd puur door ons menselijk bewust zijn. We voelen, ruiken, zien, horen, enz en interpreteren deze prikkels dagelijks. Als we echter voor onszelf “het onzichtbare zichtbaar” willen maken door onze eigen biologische sensoren aan te vullen met technologische varianten dan komen we op het gebied van juridische bruikbaarheid van wat we zien. De landelijke overheid heeft zich het alleenrecht toegeëigend voor de interpretatie van datgene wat ze zelf meet. Dat wat de inwoners meten heeft geen juridische waarde. Binnen de context van AiREAS is dat ook niet nodig. Participatie is niet gericht op het aanvallen van onze overheid of het oude systeem maar op cocreatie van gezondheid waar de overheid mede verantwoordelijkheid voor neemt. Het is niet “angst” gestuurd maar juist “kans”. Persoonlijke metingen zijn belangrijk om te kijken naar de eigen verantwoordelijkheid binnen een probleem, vraagstuk of uitdaging. Iemand die eigen verantwoordelijkheid neemt kan dat ook aan de andere partners vragen. De overheid is zo’n partner die hierop gewezen wordt. Daar is geen juridisch systeem voor nodig, wel open en kundig overleg.
  3. In AiREAS is deelname van het lokale ondernemerschap van groot belang. We trachten nu eenmaal door middel van innovatieve processen en toevoeging van resultaat gedreven producten en diensten te komen tot gemeenschappelijke, meetbare resultaten. De ondernemers aan tafel worden gevraagd om hun meest innovatieve ideeën en mogelijkheden te opperen waar de andere deelnemers warm en enthousiast van kunnen worden. De grootste financier in AiREAS is echter de overheid. Dat is logisch want het is per slot van rekening geld dat door onszelf als onze eigen maatschappij is opgebracht en waar we aanspraak op mogen maken als het dienstbaar is naar het gemeenschappelijke doel (gezonde lucht, gezonde mensen, gezond ondernemen). De overheid is echter verplicht om openbaar aan te besteden als bedragen boven een bepaald bedrag uitkomen. Ondernemers die hun achterste van de tong hebben laten zien over hun innovatieve mogelijkheden kunnen zo buiten spel gezet worden omdat iemand van buiten de regio het idee oppikt en er een goedkopere versie van maakt. Men laat hierdoor niet gemakkelijk de nieuwtjes zien voordat er duidelijke opdracht zekerheden zijn. Zo werkt de co-creatie echter niet. De product of dienstontwikkeling wordt in context geplaatst van gemeenschappelijk resultaat op gebied van gezondheid ontwikkeling (Piramide Paradigma en UNITED). Het gaat dus niet alleen om een productlevering maar de betrokkenheid bij het proces en eindresultaat. Dat lukt niet via de openbare aanbesteding wegens gebrek aan verbinding.

Voor elk van deze en andere barrières hebben we oplossingen moeten zoeken, samen. En gevonden. Waar een wil is, blijkt er altijd een weg. Boeiend is te zien hoe verschillende mensen de werkelijkheid interpreteren. Bijvoorbeeld degenen die vanuit het systeem naar de mens en onze activiteiten kijken. Men gaat primair uit van regels en vorm. Dan zijn er degenen die vanuit de mens naar het systeem kijken. Die gaan uit van het doel en stellen eventueel de regels en vorm ter discussie als deze een blokkade vormen. Door systeemdenkers mee te nemen naar de mens kant nodigen we hen uit om “anders” te denken en handelen om daarna de inzichten mee te nemen in het systeem en zich hard te maken voor transformatie van het systeem.

Zover ging de analyse van Ana niet. De blog over de seminar kunt u lezen op de site van de universiteit….

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s