
Tijdens Prinsjesdag werd een miljoenennota gepresenteerd die veel weg had van die van vorig jaar. De oppositie verwijt dat er geen creativiteit is, de koning dreunt het standaard overheid riedeltje op met wat MH17 menselijkheid en op internet vragen mensen zich af waarom men die gouden koets niet verkoopt of omsmelt om de overheid tekorten op te lossen?
Wat moeten we ermee? Is de regering de fut kwijt? Te druk met baantjes jagen in Brussel? Waarom anders die pappen en nathouden constructie? Of lijkt dat maar zo?
In de praktijk zien we wel degelijk veel veranderingen. In 2009 werd ik nog uitgenodigd om in Den Haag deel te nemen aan het “innovatie programma”. We mochten mee komen praten aan iets dat enorm sturend opgezet was. Het antwoord op de vragen was bekend. Men zocht maatschappelijk support om de visie van een bevolking aan het kostbare overheid zorginfuus op te lossen door vooral veel geld te gaan verdienen. Er werden innovatie sectoren door onze strot geduwd met de SER als visionaire pusher. We geloofden het toen al niet en na miljarden subsidies aan de bekende grote relaties bleek er niets van terecht te zijn gekomen. Je kunt de wereld niet overtuigen van je innovaties als je zelf in de vorige eeuw blijft hangen. Verander de wereld en begin bij jezelf.
Ik? Ik had ter plekke mijn geloof in de centrale overheid helemaal verloren alsof politiek Den Haag in een aparte satelliet om de zon was geraakt en het contact met de Aardse bevolking totaal kwijt was. Ik concentreerde mij op het “echte” transformatieve werk door vooral te experimenteren met nieuwe werkelijkheden. “Roeren” noemden we dat in STIR (Stad van Morgen), onze naam eer aan doend, in de hoop dat er bruikbare klonters zouden ontstaan die tot iets écht vernieuwend zouden leiden. Het complexe cocreatie kader lag al op tafel door mijn werk aan de menselijke complexiteit maar het individualistisch georiënteerde materialisme was niet zomaar te klonteren in samenwerkingsvormen. Steeds stond geldafhankelijkheid in de weg dat door bijna iedereen nog als doel in plaats van middel werd gehanteerd. De meeste verduurzaming experimenten stonden dan al snel op de tenen van agressieve geldbelangen. Blijven experimenteren, vallen en opstaan bleek de enige weg.
Dat kan ik maken als eenling maar een centrale, democratisch gekozen overheid natuurlijk niet. Die moet net doen of er een plan is om de publieke opinie te blijven paaien. En ondertussen vooral structurele kosten besparen. Dat deed men pas écht vorig jaar, onder druk van de EU én het uitblijven van resultaten. Ook dit jaar is er een budgettaire pas op de plaats. Maar een plan? Ja, men wil de burger meer betrekken maar is men dan ook bereid de burger daarin los te laten, ontlasten en faciliteren? Tot op heden leek het er meer op dat men grote bevolkingsgroepen gewoon “in de steek liet”. Ideologie en praktijk blijkt dan toch ook voor de overheid én bevolking een enorme stap.
Het pionierschap in de Stad van Morgen gaf ons vooral inzicht in de complexiteit. Het was allemaal niet gemakkelijk. In 2010 konden we met AiREAS van start in Eindhoven, een echt burgerinitiatief op zoek naar multidisciplinaire samenwerking met een niet ge-economiseerde doelstelling: luchtkwaliteit en volksgezondheid. Ik had namelijk voor mijzelf bepaald dat een stabiele maatschappij allereerst gezond moest zijn, in een gezonde leefomgeving, met verantwoordelijk naar elkaar toe, ook institutioneel. Anders zouden we crisis op crisis te verwerken krijgen zoals we aan de hand van de lange en korte termijn wereldgeschiedenis kunnen aantonen. Daarnaast stelde ik dat als je door een verkeerde focus (groei economie) de maatschappij ongezond hebt gemaakt, de omslag (naar duurzame harmonie) zoveel innovatieve kansen oplevert dat het automatisch óók leidt tot economisch herstel. De regionale economie ziet er daarna wel anders uit in structuur en organisatie.
Enkele bestuurlijke mensen van de gemeente Eindhoven en provincie Noord Brabant geloofden daar wel in en waren bereid mee te gaan experimenteren. Voor mijzelf betekende dit de fundamentele stap om geldafhankelijkheid los te laten om mijn onafhankelijkheid te verkrijgen die nodig was om het proces te verbinden. Geld werd een middel dat we projectmatig inzetten. Alleen door het voorbeeld te geven kon ik anderen overtuigen projectmatig mee te doen. Het had natuurlijk enorme consequenties voor mijn persoonlijke situatie daar de omgeving nog steeds uitging van een belastbare geldgedreven dynamiek in een maandelijkse tijdschaal en alles daarop was afgestemd. Dat ik het anders deed werd niet overal geaccepteerd noch begrepen waardoor er een extra persoonlijk spanningsveld ontstond met delen van het oude systeem. Dat leverde de paradoxale situatie op dat ik erkenning en eerbetoon kreeg als pionier van een nieuwe wereld en vergruisd en aangeklaagd werd door elementen uit de oude wereld. Op persoon vlak is dat onaangenaam, voor politici en maatschappelijke structuren natuurlijk ook.
We zijn nu 4 jaar verder en hebben concrete resultaten geboekt. Ik krijgen ineens allerlei landelijke instanties op bezoek die “onder de indruk zijn” van de aanpak en resultaten. Dat is een fraaie erkenning. We zien dat er ondertussen wetten zijn aangenomen die de omgevingsfactoren voor gezondheid vastleggen. De innovatie sectoren uit 2009 zijn geruisloos verdwenen terwijl ineens gezonde leefgebieden in aandacht hebben gewonnen.
Waar deze Haagse omslag vandaan komt is moeilijk te bepalen en eigenlijk ook niet belangrijk. Belangrijk is dát die had plaatsgevonden. Den Haag leek weer op Aarde te zijn teruggekeerd en zoekende naar haar daadwerkelijke rol in een nieuw tijdperk. Men laat zich dan graag inspireren en komt kijken. In werkelijkheid heeft men daarna altijd weer een keuze. Kiest men de traditie van de management kant van bureaucratie en oude groeiwensen? Of neemt men de leiderschap kant van bewustwording, verandering en cocreatie? Dat hoort bij de wet van de tegenstellingen. Lange tijd kiest men voor de “veilige” bekende bureaucratie totdat het niet anders meer kan.
Nu levert deze zoektocht van de centrale overheid een extra spanningsveld en een aantal nieuwe uitdagingen op voor de Stad van Morgen. Het “succes” van bijvoorbeeld AiREAS moet nog verder bewezen worden en consolideren. De essentie van AiREAS is de regionale, multidisciplinaire, sustainocratische samenwerking. Daarin zijn een aantal basisvoorwaarden voor succes ingebouwd:
* niet overheid maar mens gestuurd
* niet geld maar waarde gedreven
* deelname gebaseerd op gelijkwaardigheid, niet op hiërarchie
* mens en burgerschap geprojecteerd, niet economisch of politiek
* duidelijke gebiedsafbakening volgens aanspreekbare verantwoordelijkheden en betrokkenheid (lokale overheid, burgers en lokaal MKB)
De zoektocht van de centrale overheid toont nog geen cocreatie verlangens maar vooral inspiratie voor nieuwe management initiatieven. Toch charmeert de aandacht van de reus de oude kabouters. Dit werkt verstorend omdat sommige kleinere AiREAS deelnemers in verwarring raken over het commitment, horizontaal (in onafhankelijke cocreatie) of verticaal (in afhankelijkheid en hiërarchie) nu de centrale overheid belangstelling toont? De oude geldbelangen spelen weer op en de centrale overheid is via de belastingstructuur de machtige speler voor het leveren van fondsen aan de lagere overheden.
Toen Den Haag nog “in orbit” was deed zich geen verwarring voor. Op gemeentelijk niveau was de AiREAS cocreatie redelijk haalbaar maar in de hogere overheden niet. Het commitment van een wethouder in 2010 was visionaire moedig, in 2014 afhankelijk van de zoekende landspolitiek. Ook Brussel, met de supersubsidie machine doet een gooi naar “gezonde steden” en zorgt ook voor de nodige verwarring over wie, wat en waarvoor verantwoordelijk is. De lagere overheden hebben weer argumenten om vooral oude bureaucratie in stand te houden door het thema van gezondheid niet maatschappelijk maar bestuurlijk te maken. Dat is een grote fout want al in 1814 was gebleken dat bestuurders geen verantwoordelijkheid KUNNEN nemen voor iets wat behoort tot de mens en natuur. Men kan het hooguit faciliteren zoals AiREAS al heeft aangetoond.
Nu men van centraal naar decentraal, van groot eenzijdig naar klein multidisciplinair, op bezoek komt doet men dat nog steeds vanuit de gefragmenteerde prikkels (technologie, stukje visie, gedelegeerde functie) niet “het geheel”. Als ik dan vraag of we een Local AiREAS Nederland gaan opzetten dan kan men geen antwoord geven. “Ik kan geen verantwoordelijkheid nemen” zegt men dan “want die ligt bij de minister”. Dit toont aan dat als we de gebiedsverantwoordelijkheid verleggen van gemeente naar het hele land wij ook in eerste instantie moeten schakelen van wethouder naar minister. Dan zijn we weer in de visionaire en moedige fase aangeland, net als het gemeentelijke precedent van 2008. Pas als deze topdown faciliteert is de ambtenarij in staat zich aan te passen en verantwoordelijkheid te nemen in de cocreatie. Bottom up werkt pas in de hiërarchische instanties als top down beleid de ruimte schept voor deze cocreatieve gebiedsontwikkeling. Kortom, zolang de minister niet aan de AiREAS tafel komt is elke interactie op landelijk niveau slechts een kennismakingsgesprek voor AiREAS en een verkoopgesprek voor de gecreëerde AiREAS waarden.
AiREAS heeft ondertussen voorzieningen getroffen via haar gefragmenteerde, gespecialiseerde partners voor het uitvergroten van de deelprestaties. Maar dan is de relatie er een van het leveren van handelswaar en kennis, niet het gemeenschappelijk aanvaarden van een landelijke uitdaging en verantwoordelijkheid.

Tot op heden komt men kijken naar de concrete, gefragmenteerde waarden die wij in AiREAS hebben gecreëerd. Men doet dit om te bezien of men ze over kan nemen in de oude structuur. Zo kijkt men bijvoorbeeld naar het gebruik van de speciale meetkastjes die we gemaakt hebben, niet hoe dat tot stand is gekomen noch welke relatie het heeft tot de bevolking in plaats van “het systeem”. Men kijkt ook naar het “nut van fijnmazig meten”.
Het succes van AiREAS levert daarom een nieuw spanningsveld op waar ikzelf waakzaam moet zijn en vasthouden aan de grondvoorwaarden van ons oorspronkelijke succes. Het mag niet zo zijn dat de landsoverheid in haar enthousiasme uiteindelijk AiREAS uit elkaar trekt door met de macht te charmeren zonder de noodzakelijke transitie door te maken. Het is juist AiREAS die moet charmeren om vanuit harmonie de landelijke aanpak te helpen herstructureren en de centrale overheid bij staan in haar complexe transitie. Daarom gaan de kennismakingsgesprekken over de noodzakelijke veranderingen in de overheid als we tot een landelijke aanpak zouden willen komen. Als dat onbespreekbaar is dan kan de centrale overheid stukjes uit AiREAS voor zichzelf gebruiken. Men kan ook een soort paraplu vormen over het creëren van Local AiREAS-en in elke stad of gebied van Nederland en die samen aan elkaar rijgen volgens de Sustainocratische visie van maatschappij innovatie.

Conclusie:
De landelijke overheid is zoekende en laat zich inspireren door de gebeurtenissen en ontwikkelingen in het land zelf. Daar is op zich niets mis mee. De regio’s in het land zijn allemaal zoekende naar oplossingen en hanteren de inzichten en uitdagingen volgens het instrumentarium dat men optimaal acht. De uitdaging is verlegd van lokaal, naar regionaal en nu landelijk. De keuzes die elk van de partijen kan maken zijn potentieel verstorend en potentieel elkaar aanvullend. men moet elkaar vooral leren begrijpen. Moed bij het overstijgen van chaos ontbreekt vaak, zeker omdat de overkoepelende cultuur nog erg afhankelijk blijft van geld in plaats van waardecreatie. Het zal daarom niet allemaal in een vloeiende beweging gaan maar vooral in horten en stoten. Wat belangrijk is in dit proces is dat in die horten en stoten die reeds gecreëerde waarden en banden zich solide blijven manifesteren en het vertrouwen winnen van de grotere structuren. Daar zal ik persoonlijk weer verantwoordelijkheid voor moeten nemen omdat de spanningsvelden op alle manieren de relaties onder druk zullen blijven zetten. De enige manier om daarmee om te gaan is door samen resultaten te boeken zowel in de uitvergroting als de consolidatie van de aanpak.
