In gesprek met Lieve Willems uit Vlaanderen over de intentie om een “bijeenkomst te organiseren over het samen nemen van verantwoordelijkheid op wijkniveau”.
Zo ontstond een boeiende dialoog over onze verschillen van aanpak en wanneer deze op elkaar kunnen aansluiten. Lieve Willems richt zich op de (her)ontwikkeling van de vaardigheden die nodig zijn om die verantwoordelijkheid ook optimaal (samen) aan te kunnen.
Ikzelf plaats mij met Sustainocratie en de Stad van Morgen activiteiten op het niveau van maatschappelijke waarden gedreven cocreatie, het zogenaamde niveau 4, waar burgers, overheid, ondernemers en kennisinstellingen elkaar projectmatig vinden. Vaak kom ik dat gebrek aan vaardigheden tegen bij de partners. Dat komt omdat we decennia lang eilanden van belangen hebben gecreëerd en het woord “samen” niet echt tot gemeenschappelijke waardecreatie komt. Men is gewend te redeneren vanuit een eigenbelang en oordeel met kritiek naar “de ander” in plaats van wederzijds inleving en samenwerkingsvermogen.
In organisaties is dit al een moeilijke situatie, laat staan in de open ruimte van een buurt of wijk.
Tijdens het gesprek behandelden we de driehoek van Beleid – Burgers – Initiatiefnemers. We bekeken hoe de driehoek onder bepaalde omstandigheden uit elkaar beweegt. Burgers zijn onder druk van de consumptie, zorg en regel maatschappij, passief individualistisch geworden. Allerlei relationele handicaps zijn ontstaan, van vereenzaming tot overconsumptie, alcohol of drugsmisbruik en zelfs agressie. Beleid ziet dit als een probleem en roept instellingen in het leven om deze mensen “weer in het gareel te brengen”. Initiatiefnemers zitten tussen twee vuren die elkaar bevechten.
Onder andere omstandigheden groeit de driehoek juist naar elkaar toe. Het beleid vermenselijkt en faciliteert open participatie ruimtes. Burgers die een betekenisvol leven willen leiden stappen in de open ruimte. Initiatiefnemers zorgen voor een veilige basis en begeleiding.
Lieve zette de driehoek verhouding even op een rijtje om vooral de gelijkwaardigheid te benadrukken in plaats van een gevoel van een hiërarchie. Gelijkwaardigheid is ook de aanpak van Sustainocratie door de aanwezigheid van een onafhankelijke verbinder, de Sustainocraat, vaak zelf initiatiefnemer. Zodra we echter community vorming op wijkniveau willen ontwikkelen dan lopen we tegen een moeras van sociale handicaps en apathie aan. Meestal komt dat door beleid dat mensen en intenties uit elkaar drijft.
Lieve ontwikkelde een kaartendoosje onder de naam “Relationeel Esperanto” dat ze gebruikt om mensen, medewerkers, gezinnen, jongeren, leidinggevenden, weer de relationele vaardigheden bij te brengen die we onderweg kwijt zijn geraakt. Het maakt teamvorming zoveel krachtiger en productiever, maar ook menselijker, aangenamer, fijner en toegankelijker. In organisaties is dit zeker goed toe te passen voor het optimaliseren van teamvorming. Want in een organisatie is altijd een gemeenschappelijk doel te vinden en kunnen voorwaarden afgesproken worden met het beleid.
Maar zodra we dit willen toepassen in wijken dan wordt het lastiger door de belangen eilanden die we aantreffen. Wij als Stad van Morgen mogen dan een samenredzaamheid doel voor ogen hebben. We kunnen deze zelfs onderbouwen met belangrijke argumenten. Maar het gros van de wijkbewoners zit daar niet op te wachten. Ook het beleid, met al haar betrokken instellingen, ziet de mens niet vanuit samenredzaamheid maar als al dan niet bijdragende werknemers.
Tenzij er een noodzaak optreedt. In deze maatschappij vol gemakken is die noodzaak er niet, niet in de algehele beeldvorming van zovele mensen in een zekere comfortzone. Zelfs als de prijzen de pan uit schieten is men vooral in staat te klagen maar zelf oplossingen zoeken is een brug te ver, laat staan “samen”. En als men het dan wel wilt dan krijgt men de ruimte er niet voor van het beleid.
Stad van Morgen hanteert bij alle 3 in de driehoek de drie “B”s om tot samenwerking te komen:
- Begrijpen – dat is al een eerste heet hangijzer, want hoe bereik je burgers en beleid met een nieuw verhaal als ze haaks tegenover elkaar staan?
- Behoefte – als men het dan begrijpt dan zal de behoefte ook duidelijk worden. Die behoefte wordt dan daadwerkelijk en meetbaar ingevuld, niet alleen voor de burger maar tevens het beleid?
- Betrokkenheid – dit is een belangrijk aspect dat ervoor zorgt dan de deelname echt serieus genomen wordt, voor elk van de deelnemers.
Pas als de drie “B” zijn ingevuld dan kunnen we gaan werken aan de vaardigheden. Er zijn verschillende sectoren waarin we met de drie “B”’s sneller tot resultaat komen dan in andere. Denk aan lerende jongeren via onze School of Talents & Wellness samenwerking met (internationale) scholen. Dit doen we met veel succes via internationale uitwisselingsprogramma’s juist omdat we daar zelf initiatiefnemer zijn én de ruimte creëren voor de bezoekende jongeren. Deze staan dan al open voor inspiratie want dat is het doel van hun reis.
Als we eenmaal aan de slag zijn dan zou het Relationele Esperanto een mooi hulpmiddel kunnen zijn. De verbindingen en creatieve niveaus zouden we zo hoog mogelijk kunnen laten stijgen door oefening met de vaardigheden. Belangrijk is dat de deelnemers iets meenemen in hun ontwikkeling dat hun hele leven nuttig zal blijken. Ook bij vluchtelingen (als zij de ruimte zouden krijgen), expats en anderen van buitenlandse oorsprong, zien we openheid om mee te doen. Alleen bij de ingeburgerde Nederlandse buurtbewoners zien we veel minder B, B, en B. En zolang beleid hen als een probleem blijft zien, in plaats van haar eigen faciliterende mensgerichte verantwoordelijkheid, blijven we hangen in een kostbare impasse.