De STIR avondinspiratie van 20 januari stond in het teken van de consequenties van niveau 4 gebiedsontwikkeling, ofwel Sustainocratie. Bij de vraag wat dit nu betekent voor alle belangenpartijen (overheid, bedrijfsleven, wetenschap, burgers, de andere niveaus, het wettelijke systeem of het geld) kwamen we al snel allereerst op het voorbeeld van participatief onderwijs dat we toepassen in het Erasmus+ programma met Turkse jongeren en ook neer trachten te leggen bij het Nederlands onderwijs.

Participatief onderwijs gaat uit van betrokkenheid bij de ontwikkeling van de Sustainocratische kernwaarden in de maatschappij. Door de leerweg van een beroepskeuze uitnodigend toe te passen in een concrete en reële alledaagse uitdaging worden de jongeren geraakt waardoor ze in enkele dagen leren en borgen wat in cognitieve overdracht jaren duurt of zelfs nooit plaats vindt. Dit (levenslang) leren door participeren verlangt een geheel andere leeromgeving en begeleiding dan het traditionele klassikaal verblijf. Het gaat namelijk niet primaire om de theorie maar de praktische toepassing ervan voorafgaand aan het leerproces. De onderwijzer wordt coach in een productief lerende omgeving. Daarin kunnen tegelijkertijd verschillende leerwegen samenkomen die elk de ruggespraak met een of meerdere docenten verlangen. Als voorbeeld nemen we de jongeren uit Turkije die gevraagd worden te helpen in onze communicatie met de Turkse gemeenschap in Eindhoven. De jongeren projecteren de hulpvraag op hun studierichting en passen die toe door iets te creëren, zoals een website, posters, een theatershow of presentatie. In korte tijd leren ze omgaan met de technieken, de maatschappelijke uitdaging, de praktijk issues in verschillende landen en zichzelf positioneren in deze werkelijkheid met eigen talent, inzicht, motivatie en waarde gedreven inzet.
Theoretiseren gebeurt met terugwerkende kracht, verbindend met daadwerkelijke beleefde ervaringen. Zo bereiken we een ongekend patroon van waardengedreven kennisontwikkeling maar ook commitment aan maatschappelijke uitdagingen.
Burgerschap
“De jeugd staat relatief onbevooroordeeld open voor nieuwe kennis en vaardigheden”, suggereerde iemand die aanwezig was. Toen kwam de vraag hoe we andere en oudere burgers mee kunnen krijgen in dit soort waardecreatie processen? Dit was een boeiende kwestie omdat het alle verhoudingen raakt van een mens in relatie tot de omgeving en dat wat men verwacht van burgerschap in de diversiteit van paradigma’s waar we op verschillende niveaus waarde aan hechten. En wat motiveert mensen? In een economisch gedreven speculatieve omgeving gaat het vooral om geld en de afhankelijkheid daarvan. Iemand meekrijgen in waardecreatie verlangt een positieve prikkel én beloning. Beloning wordt zeker niet altijd in geld uitgedrukt maar in wederkerigheid.
De Turkse studenten werden bijvoorbeeld beloond met inzichten, kennisontwikkeling en praktische vaardigheden. Maar voor de gemiddelde burger is dat niet zo. Mensen die geen financiële zorgen hebben, zoals degenen met een pensioen of een uitkering zijn geneigd een zinvolle daginvulling te zoeken in de wereld van vrijwilligers werk. De beloning is dan de dagbesteding en de relatie met andere mensen of situaties.
Maar mensen die financiële verplichtingen hebben zijn minder geneigd mee te doen met maatschappelijke waardecreatie omdat er geen beloningsstructuur tegenover staat waar men wat mee kan rond deze verplichtingen. De kernwaarden zelf zijn niet te koop en vergen bewustzijn en cocreatie. De beloning van een gezonde levensstijl en leefomgeving betaalt niet de hypotheek in handen van vastgoed gedreven manipulatie noch eten uit de supermarkt.
Men wordt dus aangestuurd door de geldgedreven belangen. Sociale innovatie is daarom beperkt mogelijk. Alleen bijvoorbeeld als het valt binnen de economische sfeer zoals verandering in consument keuzes, waarbij prijs nog altijd sturend blijkt. We zien daarbij ook dat een belangrijk deel van het bestaande beloningssysteem bijdraagt aan de problemen, niet de oplossing. Denk aan de vervuiling van woon werk verkeer.
Dit brengt ons op de behoefte aan een nieuw waardesysteem dat participatie in waardecreatie opvangt.
De optie van twee waardesystemen
Met een enkel waardesysteem, de Euro, dat zich heeft ontwikkeld tot speculatief systeem, wordt waardecreatie niet beloond. Het wordt vaak zelfs gezien als risico omdat innovatie de gevestigde orde ter discussie zou kunnen stellen. Dat hoort namelijk bij verandering. Door een andere (lokale) waarde-eenheid te introduceren, die de transitie vorm geeft vanuit kernwaarden, dan zien we dat, wanneer de handel terugvalt de creativiteit toeneemt en andersom, wanneer de handel toeneemt komt creativiteit in verval. Beide systemen vullen elkaars gaten waardoor een harmonieuze samenhang kan ontstaan.
Als men niet met een duaal waardesysteem wil werken dan dient men de resultaten van speculatie evenredig te belasten om zo waardecreatie (niet de bureaucratie) te voeden. Dat is vaak lastig omdat speculatie te maken heeft met hebzucht en machtsbelangen die zich niet zomaar laten belasten en eerder een lobby vormen om dat juist niet te doen.
Dat brengt ons op ondernemerschap. Het gros van het huidige ondernemerschap voegt geen waarde toe maar handelt speculatief met waarden die elders zijn gecreëerd. Men speculeert door te concurreren. Deze marktconfrontatie zorgt voor waardeonttrekking in de keten zodra er meer dan 2 concurrenten optreden in een marktsegment. Belangrijker is de creatieve waarde van disruptieve innovatie van het bedrijfsleven, ofwel het creëren van iets totaal nieuws dat zich laat stimuleren door aandacht voor onze kernwaarden. Dit is de basis voeding van een harmonieuze economie, niet groei. Groei is slechts een natuurlijke bevestiging van ruimte en aandacht.
Waarde gedreven ondernemerschap kan nooit alleen verantwoordelijkheid nemen. Dat dient in de context geplaatst te worden van onze collectieve verantwoordelijkheden. Dat noemen we multidisciplinair, context gedreven ondernemen, ofwel het piramide paradigma of 4 x winst model.
Het brengt ons automatisch op multidisciplinaire cocreatie als waardecreatie systeem met faciliterende aandacht van de lokale overheid.
De overheid is de volgende die de consequenties aanvaardt. In plaats van zich duaal te richten op infrastructuur ontwikkeling, belasting inning en bureaucratische regelgeving, wordt het partner in haar eigen maatschappelijke cocreatie rond menselijke kernwaarden. Dat vergt een grote omslag daar de overheid de laatste decennia de aandacht vooral heeft gevestigd op economische groei met steun en stimulans van speculatie, met bankbelangen, in plaats van harmonisering en vernieuwende ideeën.
“Niet top down, niet bottom up, maar allemaal tegelijk!” was de boodschap van een van de betrokken wethouders. Zeggen is een, vormgeving en deelname is iets heel anders.
Financiële modellen staan ter discussie en verlangen creatieve innovatie. Nu wordt de overheid nog gefinancierd vanuit BTW (consumeren), IB (contract arbeid) en VB (winstgevend speculanten) met wat gasbaten (9%). Dit model voedt het probleem van de maatschappelijke onbalans. Loslaten kan de overheid niet want alles is gestoeld op dit inkomstenpatroon. Er dient dus iets nieuws te ontstaan waardoor de overheid mee kan opbouwen aan de vernieuwing terwijl het oude wordt afgebouwd. Datzelfde geldt ook voor het bedrijfsleven, de zekerheden van de bevolking, het onderwijs enz. Ook het juridische systeem kan op de schop omdat het modellen in stand helpt houden die uit de tijd zijn, inclusief justitie zelf. Denk aan de solidariteit wetgeving die participatie in zorg uitsluitend uitdrukt in geld in plaats van zorg voor elkaar.
Tot slot zien we dat de doorbraak tot niveau 4 gebiedsontwikkeling voortkomt uit de aanwezigheid van de eerste 3 niveaus, inclusief slimme hulpmiddelen en prikkels voor innovatieve ontwikkelingen. Maar als niveau eenmaal is bereikt dan stelt de kernwaarden gedreven werkelijkheid de onderliggende structuren weer ter discussie omdat ze meestal niet voldoen aan de nieuwe context van niveau 4. Kijk bijvoorbeeld naar de plannen rond de luchthaven van Eindhoven. Maar verandering brengt nieuwe werkgelegenheid, betrokkenheid en inspiratie.

Conclusie
De consequenties van Sustainocratie zijn gigantisch en alles omvattend. Door de evolutie naar niveau 4 van gebiedsontwikkeling ontstaat een geheel nieuwe onderlinge relatie tussen mensen, instanties, middelen en betrokkenheid. Er ontstaat een vibrerende gemeenschap waarin alles kan mits het bijdraagt aan de duurzame ontwikkeling van onze kernwaarden.